‘Een keertje dom, wordt een levenslang probleem’

Net gedoucht na de zondagse mountainbikeronde met zijn vrienden uit de buurt, komt hij beneden voor het interview waar we een week geleden een gaatje voor hebben geprikt in zijn agenda. De man die ik spreek heeft een volle agenda, niet alleen doordeweeks, maar ook in het weekend. Ik heb afgesproken met prof. dr. Joep Teijink, 52 jaar en vaatchirurg in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Iedereen in het ziekenhuis noemt hem gewoon Joep, ik papa. Het onderwerp vandaag is roken.

Tekst: Bob Teijink (13 jaar)

Heb je zelf ooit gerookt?
“Nee, helemaal nooit, ik heb ook nooit de behoefte gehad. Ik heb een enorme hekel aan sigarettenrook.”

Waarom heb je een hekel aan roken?
“Dat is een goeie vraag waarop het antwoord in de loop van mijn leven geleidelijk is veranderd. Toen ik zo oud was als jij, zelfs al veel jonger, vond ik roken gewoon ontzettend smerig. In die tijd werd door de meeste volwassenen gerookt, werd er nog gerookt in restaurants, cafés en zelfs in het vliegtuig. Ook mijn ouders rookten. Ik herinner mij nog altijd de stank, de irritatie in mijn ogen en neus. Ik heb zelfs één heel sterke herinnering, die soms ineens opkomt, waarbij ik na de zwemles op de achterbank van de auto zat. De lucht van chloor en sigaretten. Als ik er aan denk, word ik nog misselijk. Ik was toen vijf of zes jaar oud. Later, als arts, zag ik ook wat de gevolgen van het roken waren. Ik heb tijdens mijn opleiding veel patiënten met longkanker geopereerd, die zo oud waren als ik nu ben. Papa’s en mama’s van kinderen die ondanks een operatie toch vaak dood gingen. En iedere dag weer, of ik nu poli doe of opereer, realiseer ik mij dat de helft van wat ik doe, wordt veroorzaakt door het roken.”

Zou je het erg vinden als ik of een van mijn broers of zus gaan roken?
“Ja, dat zou ik ontzettend erg vinden omdat ik jullie een gezond leven toewens. Ik weet dat we jullie niet overal voor kunnen behoeden, maar de keuze om te gaan roken, die maken jullie zelf. Daarom vertel ik jullie ook waarschijnlijk tot in den treure dat de helft van de rokers dood gaat aan een door roken veroorzaakte ziekte. En een op de drie rokers haalt zijn of haar pensioen niet eens.”

Ben je ook boos op mensen die roken?
“Nee, dat zou dom en onterecht zijn. Rokers beginnen vaak in de puberteit. Dat zijn immers de jaren waarin je dingen mag uitproberen. Je mag dan ook, tot op zekere hoogte, domme dingen doen. Als je als bedrijf, want dat zijn de sigarettenmakers, een product maakt met een sterk verslavend stofje erin wat nicotine heet, wordt dat ‘een keertje dom’, een levenslang probleem. Rokers zijn verslaafd. Het heeft geen zin boos te worden, we moeten ze waar mogelijk proberen te helpen om van de sigaretten af te komen. Ik ben wel heel boos op de tabaksindustrie die moedwillig de sigaret zo heeft ontwikkeld dat er veel meer kankerverwekkende stoffen bij de roker naar binnen gaan dan is toegestaan.”

Wat moet er volgens jou gebeuren om het roken de wereld uit te helpen?
“Ik hoop dat er geen nieuwe kinderen in Nederland meer beginnen met roken. Dat zou fantastisch zijn. Nu beginnen iedere dag nog honderd kinderen in Nederland met roken, die vervangen de mensen die aan het roken sterven. In documenten van de tabaksindustrie worden zij ‘replacement smokers’ genoemd. Dus als er geen kinderen meer beginnen met roken, dan sterft de tabaksindustrie vanzelf uit, want de meeste klanten zijn binnen 30 tot 50 jaar dood.”


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden