Hoe helpt u een patiënt met een beroerte? (Folder)

Neurologie
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Hoe helpt u een patiënt met een beroerte? (Folder)

Uw familielid of naaste heeft een beroerte (hersenbloeding of herseninfarct) gehad. Een beroerte wordt ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Na een beroerte kan een patiënt last hebben van uitvalsverschijnselen en klachten die erg uiteenlopen in aard, duur en uitgebreidheid. Het ziektebeeld is vaak zeer complex en roept dikwijls vragen op bij familieleden of naasten. Het is dus van groot belang dat u inzicht krijgt in de diverse uitvalsverschijnselen waarmee u als familielid/naaste te maken kunt krijgen.

In deze folder vindt u richtlijnen en adviezen die u kunnen helpen in de omgang met een patiënt die een beroerte doormaakte. De leden van het behandelteam helpen u hier graag bij.

Waar in deze folder hij/hem staat, kan ook zij/haar gelezen worden.

Neurorevalidatie

In het Catharina Ziekenhuis werken we volgens de methode van neurorevalidatie. Dit is een behandelmethode voor patiënten met een beroerte. Ook veel verpleeghuizen en revalidatiecentra gebruiken deze methode.

Binnen het CVA netwerk Eindhoven-de Kempen stemmen we deze behandelmethode op elkaar af en scholen we ons personeel hierin zodat de patiënt overal op dezelfde manier wordt gerevalideerd. Zo wordt de continuïteit van de aangeleerde technieken vastgehouden als de patiënt na de ziekenhuisfase ergens gaat revalideren.

Als gevolg van een beroerte kan een patiënt (tijdelijk) aan een zijde verlamd raken. Toepassen van neurorevalidatie heeft tot doel de patiënt weer zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren, waarbij hij de niet-gezonde lichaamshelft zo goed mogelijk leert inschakelen. Dit lukt het best wanneer er zoveel mogelijk normale motoriek is. Kennis van de motoriek is daarom van groot belang bij de behandeling. Om deze reden volgt hieronder informatie over het menselijk handelen.

Het menselijk handelen

Ons doen en laten van iedere dag, ons menselijk handelen, is een nauwkeurig op elkaar afgestemd samenspel van herkenning, uitvoering en beleving. Daarbij is een centrale rol weggelegd voor ons zenuwstelsel, waarvan het centrum zich bevindt in de hersenen. Dit houdt de diverse systemen in ons lichaam in balans.

Door ons zenuwstelsel zijn we ons bewust van onszelf en de omgeving waarin we verblijven. We kunnen keuzes maken en hebben besef van tijd. Datzelfde zenuwstelsel zorgt er ook voor dat we gevoelservaringen beleven bij dingen die gebeuren, dat we adequaat reageren met ons lichaam op veranderingen en doelgericht kunnen bewegen. Het zorgt ervoor dat we verschil kunnen voelen tussen warm en koud en tussen hard en zacht. Door ons zenuwstelsel weten we waar ons lichaam en onze lichaamsdelen zich bevinden, ofwel het geeft ons dieptegevoel. En het zorgt er ook voor dat we kunnen zien, spreken en dat we gesproken en geschreven taal kunnen begrijpen. Een verstoring in bovenstaande gebieden, heeft voor de patiënt en u als partner/naaste ingrijpende gevolgen.

De meest voorkomende oorzaak van zo’n verstoring is een doorstromingsstoornis van het bloed in de hersenen. Er gaat dan een bloedvat stuk (bloeding) of het bloedvat raakt verstopt (infarct).

NEU009 hoofd.bmp

Als zo’n storing optreedt, kan dit een aantal beperkingen tot gevolg hebben:

  • De patiënt verliest inzicht in het functioneren van zijn eigen lichaam.
  • De patiënt heeft last van oriëntatieproblemen ten aanzien van de directe omgeving.
  • Het vermogen van de patiënt om situaties te herkennen neemt af, waardoor zijn handelen soms niet praktisch lijkt. Dit soort inschattingstekorten kunnen onveilige omstandigheden veroorzaken.
  • De patiënt kan activiteiten niet meer structureren.
  • Het hanteren van persoonsgebonden waarden en normen levert moeilijkheden op. Dit kan zich uiten in emotioneel reageren, bijvoorbeeld huilen, overmatig plezier of ongekend gedrag.
  • Er ontstaan houding- en bewegingspatronen waarbij de patiënt alleen de gezonde zijde gebruikt. Dit verhoogt de spierspanning aan de niet-gezonde zijde. Dit kan aanvoelen als ‘stijfheid’.

Naast de medische diagnostiek is het van groot belang om zo snel mogelijk te beginnen met het revalidatieproces. Afhankelijk van de situatie, richten we ons enerzijds op het voorkomen van complicaties en anderzijds beginnen we met het actief (opnieuw) aanleren van functies en vaardigheden.

Vermoeidheid is een veelvoorkomend verschijnsel na een beroerte. Onderzoek wijst echter uit dat, ondanks de vermoeidheid, binnen 24 uur na een beroerte starten met mobiliseren leidt tot een betere uitkomst dan wanneer hier langer mee gewacht wordt.

De patiënt zal gestimuleerd worden om zelf actief te zijn in algemeen dagelijkse handelingen. Ook zal de patiënt gevraagd worden om deel te nemen aan een lunchgroep en oefeningen aangeboden krijgen door de therapeuten.

U kunt een bijdrage leveren door deze oefeningen ook samen te doen met de patiënt. De verpleegkundige of Adviseur Neurorevalidatie kan u hier desgewenst meer uitleg over geven.

Het uiteindelijke doel van het revalidatieproces is het niveau van zelfstandig functioneren zo dicht mogelijk bij het oude niveau terug te brengen. Hierbij gebruiken wij de methode van neurorevalidatie als uitgangspunt. Kenmerkend voor deze methode is dat de aangedane zijde actief wordt betrokken bij alle dagelijkse activiteiten.

Een eenduidige benadering bevordert de mogelijkheid tot herstel van de patiënt. Daarom geven we u tips wat u als naaste kunt doen en geven we aan hoe u als partner/familielid kunt meewerken aan de optimale revalidatie van de patiënt.

Belangrijk is: handel consequent/laat een activiteit steeds op dezelfde manier uitvoeren.

Oefenblad: (dergelijke oefenbladen worden op het juiste niveau voor de patiënt aangeboden en kunnen dus per patiënt verschillen).

 

Aandachtsgebieden

Kamerinrichting

Het is zeer belangrijk dat de patiënt zoveel mogelijk prikkels ervaart via de niet-gezonde zijde.

Het is soms noodzakelijk om van de standaard kamerinrichting af te wijken, zodat de patiënt meer prikkels ontvangt. Het is dus mogelijk dat het bed op een andere plek in de kamer staat, of dat het nachtkastje aan een andere kant staat dan u zou verwachten.

Wat kunt u doen?

  • Gebruik het nachtkastje niet als uitstalruimte voor bloemen, drinken of lectuur. Houd de omgeving van de patiënt overzichtelijk. Ruim om dezelfde reden spullen die de patiënt heeft gekregen van bezoek op in de kastruimte.
  • Breng eventueel een foto van het gezin mee en plaats dit op het nachtkastje van de patiënt.
  • Het is belangrijk dat de patiënt zich ook tijdens bezoekuren kan oriënteren. Zorg er daarom voor dat er niet meer dan twee personen rondom het bed staan. Ga bij voorkeur aan de niet-gezonde zijde zitten. Zoek altijd oogcontact. Als de patiënt u niet aankijkt, vraag hem dan om zijn hoofd te draaien. Spreek met de patiënt, schreeuw niet. Geef de patiënt voldoende tijd om te reageren. Let ook op zijn conditie en geef de patiënt de kans om te rusten.
  • Verander niet op eigen initiatief de kamerinrichting. Ga zoveel mogelijk staan aan de zijde die bij de patiënt minder goed functioneert of verlamd is.
  • Overleg indien nodig met de verpleegkundige/verzorgende.
  • Trek bij moeilijk contact het gordijn dicht. Zo maakt u de ruimte voor de patiënt kleiner en kan deze zich soms beter concentreren op het gesprek.
Schouder, arm en hand

Het schoudergewricht is een zeer kwetsbaar gewricht waar we zeer zorgvuldig mee moeten omgaan. Het gewricht is kwetsbaar doordat het zeer beweeglijk is. Naast een ondiepe kop-kom verbinding, bepaalt de afstemming van diverse structuren in het schoudergebied de grote beweeglijkheid van het gewricht. U moet hierbij denken aan spieren en banden. De structuren moeten nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd om alle activiteiten die we met onze armen doen goed te laten verlopen. Na een beroerte zien we dat in de niet-gezonde lichaamshelft een verandering optreedt in de spierspanning, het gevoel en de spanning van de banden rondom het schoudergewricht. In het begin is alles vaak slap en gevoelloos. De arm hangt er als het ware bij. Als de spieren in de romp zich aanspannen terwijl de patiënt zit, kan de schouderkop uit de kom gaan. We spreken dan van een subluxatie. Het kan even duren, voordat de spierspanning in de niet-gezonde lichaamshelft weer toeneemt.

Er kan ook teveel spierspanning ontstaan in de arm. Hierdoor komt de schouder in een verkrampte stand te staan, die samen met een rompverkorting letsel kan veroorzaken. Dit uit zich in pijn rondom de schouder. In een verdere fase kan de hele arm pijnlijk zijn en kan de hand van de patiënt dikker worden.

Wat kunt u doen?

  • Trek nooit aan de niet-gezonde arm.
  • Ondersteun de niet-gezonde arm altijd met twee handen bij pols en elleboog en laat de niet-gezonde arm nooit plotseling los.
  • Leg de niet-gezonde arm in het zicht van de patiënt, bijvoorbeeld op de dekens.
  • Let erop dat de patiënt niet op de niet-gezonde arm/hand zit of ligt.
  • Let er op dat de niet-gezonde arm niet langs de (rol)stoel hangt.
  • Vraag bij vermoeidheid ondersteuning van de verpleegkundige/verzorgende om de houding van de patiënt te veranderen.
  • Probeer de niet-gezonde zijde een functie te geven bij het verrichten van activiteiten.
  • Geef altijd aan de verpleegkundige door als de patiënt pijn aangeeft bij zijn schouder of als u ziet dat de hand dik wordt.
Houding en verplaatsing

Een juiste uitvoering van bedhoudingen is van groot belang. Doordat de patiënt last heeft van waarnemingsstoornissen (bijvoorbeeld een verminderd gevoel) is de patiënt ook in bed op zoek naar evenwicht, naar stabiliteit. Hij probeert het evenwicht te bewaren door zijn spierspanning te verhogen. Dan weet hij waar hij is. Een te hoge spierspanning heeft echter een negatief effect op het opnieuw leren en dit moet daarom vermeden worden.

Bij rugligging wordt de hoofdsteun zo laag mogelijk gehouden (maar niet helemaal plat). Bij houdingsveranderingen en verplaatsingen in bed wordt zoveel mogelijk activiteit van de patiënt zelf gevraagd. Als iemand niet prettig ligt of pijn heeft, is de gekozen bedhouding niet juist of onvoldoende nauwkeurig uitgevoerd.

Als de toestand van de patiënt dit toelaat, is het wenselijk dat hij plaats neemt op de stoel naast het bed of in een aangepaste rolstoel. In bed is de zithouding moeilijk te trainen. De ideale zithouding (de actieve zit) gaat uit van een hoek van 90 graden in de heupen, knieën en enkels. De rug is hierbij gestrekt. De patiënt zit zo in een symmetrische houding en er is een gelijkmatige belasting van het zitvlak. Vooral in het begin is het noodzakelijk om de niet-gezonde zijde te ondersteunen om in de juiste houding te blijven zitten.

Zoals gezegd is het heel belangrijk dat de patiënt de niet-gezonde zijde betrekt in zijn activiteiten. Tijdens verplaatsingen moet de niet-gezonde zijde een steunfunctie krijgen of symmetrisch worden ingeschakeld. Dit om de spierspanning niet te laten oplopen. De wijze waarop de hulpverlener ondersteuning biedt, is afhankelijk van in hoeverre de patiënt zelf in staat is de niet-gezonde zijde te gebruiken. Hierbij is het uitgangspunt om de beweging uit te lokken met zo min mogelijk hulp. Het is de bedoeling dat de patiënt zelf de inspanning verricht als dit mogelijk is.

Wat kunt u doen?

  • Overleg met de verpleegkundige/verzorgende over veranderingen in houding  of verplaatsingen. Verplaats de patiënt nooit zelfstandig;
  • Trek niet aan lichaamsdelen (bijvoorbeeld het hoofd, de armen en benen).
  • Let erop dat de patiënt niet op de niet-gezonde arm/hand ligt of zit.
Mictie/defecatie (urine en ontlasting)

Urineren en ontlasting krijgen zijn reflexen die verlopen via het zenuwstelsel. Het zijn vaardigheden die we hebben moeten leren toen we klein waren (zindelijkheidstraining). Het zijn ook vaardigheden die snel verloren kunnen gaan wanneer ons bewustzijn verandert. Incontinentie is dan het gevolg. De behandeling is erop gericht de aandrang te leren herkennen.

Eten en drinken

Naast de arm en hand van de patiënt, kan een beroerte ook het mond/keelgebied van de patiënt aantasten. Het gevoel in de mond kan aanzienlijk verminderen. Ook kunnen de spieren in het mond/keelgebied verslapt zijn waardoor deze hun samenhangende activiteiten niet goed uitvoeren. De slikreflex kan vertraagd of afwezig zijn. Hierdoor heeft de patiënt moeite met het verwerken van voedsel. Eten en drinken kunnen dan leiden tot verslikken of heftige hoestbuien. Soms is het daarom nodig het voedsel aan te passen, bijvoorbeeld door voedsel te malen of dranken in te dikken. Zonodig kan een hulpverlener het slikproces met bepaalde technieken ondersteunen.

Wat kunt u doen?

  • Vraag altijd aan de verpleegkundige/verzorgende of u de patiënt iets te eten/drinken mag aanbieden.
  • Stel de patiënt geen vragen tijdens het eten en zorg dat hij niet praat als hij eten in de mond heeft.
  • De patiënt moet altijd goed rechtop zitten, hij moet zijn nek kunnen uitstrekken.
  • Bied de patiënt niet te veel voedsel tegelijkertijd aan.
  • Let er tijdens het geven van het eten op dat de lepel met het voedsel recht van voren de mond ingaat en er ook weer recht uitkomt. De patiënt moet het eten zélf afhappen.
  • Controleer na elke hap of de patiënt het eten ook heeft doorgeslikt.
  • Controleer of tijdens het kauwen de lippen van de patiënt gesloten blijven.
  • Attendeer de patiënt erop dat voor de volgende hap de mond leeg moet zijn.
  • Let erop dat de mond goed wordt gereinigd na de maaltijden.
  • U kunt eventueel een elektrische tandenborstel meebrengen voor de patiënt. Stimulatie en reiniging van de mond bevordert smaakverbetering.
  • De kans op verslikken is vergroot bij het gebruik van rietjes of tuitbekers. Gebruik deze dus nooit!
Communicatie

Door een beroerte heeft de patiënt mogelijk problemen met dingen begrijpen en zich uiten. Met de patiënt communiceren kan daardoor zeer moeilijk of onmogelijk zijn.

Hoe kunt u de patiënt helpen bij het voeren van een gesprek?

  • Zorg ervoor dat er niet meer dan twee personen aan het bed van de patiënt staan.
  • Praat niet door elkaar, zodat het gesprek voor de patiënt volgbaar blijft.
  • Spreek op dezelfde ooghoogte met de patiënt.
  • Spreek in korte zinnen, vraag slechts één ding tegelijk.
  • Wacht op een reactie van de patiënt. Geef hem de tijd om te reageren. Bijvoorbeeld door ja/nee te zeggen of via de blik van de ogen. Controleer of ‘ja’ en ‘nee’ daadwerkelijk ‘ja’ of ‘nee’ betekent.
  • Maak het gespreksonderwerp duidelijk door voorwerpen aan te wijzen of te tekenen, gebaren te maken, de grootte/vorm van dingen aan te geven, trefwoorden op te schrijven (bijvoorbeeld morgen-kapper) en het taalzakboek te gebruiken (hierin staan veel woorden per categorie gerangschikt).

Hoe kunt u de patiënt helpen bij het uiten?

  • Geef de patiënt de tijd om naar woorden te zoeken.
  • Stel korte ja/nee vragen, waarbij u trefwoorden benadrukt.
  • Stimuleer de patiënt tot het aanwijzen van dingen. U wijst iets aan en vraagt: “Is dit het?”.
  • Stimuleer de patiënt om gebaren te maken. U maakt een gebaar en vraagt: “Is het zo groot?” of “Gaat het zo?”.
  • Stimuleer de patiënt om iets te tekenen. Teken iets waarvan u denkt dat het iets met het onderwerp te maken heeft en vraag “Is dit het?”.
  • Stimuleer de patiënt om te schrijven. Begin bijvoorbeeld met het schrijven van zijn naam.
  • Gebruik het taalzakboek. Blader in het boek en vraag “Heeft het hiermee te maken?”.
  • Herhaal wat de patiënt heeft gezegd, zodat de patiënt weet dat u hem goed hebt verstaan en begrepen.
  • Gebruik ‘volwassen’ taal en vermijd verkleinwoorden.

Algemene tips

Tot slot nog enkele algemene tips die u helpen in het contact met een patiënt die een beroerte heeft doorgemaakt:

  • Probeer, ook al is het soms moeilijk, zo nu en dan een gesprek te voeren volgens bovenstaande richtlijnen.
  • Neem hiervoor de tijd en probeer om tegelijkertijd geen andere dingen te doen.
  • Zorg voor een rustige omgeving.
  • Informeer bij de logopedist of verpleging welke communicatiemiddelen u kunt gebruiken om het contact te vergemakkelijken.
  • Houd er rekening mee dat de patiënt uit zichzelf de communicatiemiddelen weinig gebruikt.
  • Zorg ervoor dat de patiënt een correcte houding aanhoudt tijdens de communicatie.
  • Patiënten met een beroerte kunnen vaak slechts kort de aandacht bij een gesprek houden. Houd het onderwerp daarom kort.

Onzichtbare gevolgen na een beroerte

Veranderingen in karakter en persoonlijkheid

Sommige gevolgen van een beroerte zijn niet zichtbaar voor anderen. Het is echter wel heel goed merkbaar voor de naasten. Het gaat dan vooral om psychologische veranderingen. Dit zijn persoonlijkheids- of karakterveranderingen maar ook een verminderde geheugenfunctie en een verminderd vermogen om te begrijpen. Een deel van de patiënten ontkent dat er iets met hem aan de hand is. Anderen worden passief en doen weinig meer op eigen initiatief, of zijn niet meer in staat om structuur aan te brengen in hun leven.

Ook hebben sommige patiënten last van onbeheerst lachen en huilen, “dwanghuilen” of “dwanglachen”.

Hoe kunt u de patiënt helpen in deze situatie?
Probeer het gedrag te accepteren en de patiënt hiervan af te leiden. Het kan zijn dat hij zich schaamt voor het oncontroleerbare gedrag.

De veranderingen in karakter en persoonlijkheid geven u als partner en familie vaak het gevoel met een “vreemde” te maken te hebben.

Wat kunt u doen in deze situatie?
Als u de hiervoor benoemde verandering in het karakter zo ervaart, bespreek dit met de verpleegkundige. Aarzel niet om ondersteuning te vragen hoe u daar zo goed mogelijk mee kunt omgaan. De verpleegkundige kan eventueel een afspraak voor u maken met de neuropsycholoog.

Overschatten van de eigen mogelijkheden

Sommige patiënten zijn zich als gevolg van de beroerte niet bewust van hun beperkingen of zien er de ernst niet van in. Ze proberen dingen te doen die ze niet kunnen. Dit kan onveilige situaties opleveren.

Wat kunt u doen in deze situatie?

Vraag aan de verpleegkundige wat de mogelijkheden zijn.

Probeer de patiënt van zijn tekortkomingen te overtuigen, maar vertel hem ook wat hij wel goed kan.

Problemen met de ruimtelijke waarneming

Iedereen heeft wel eens te maken met kleine foutjes in de ruimtelijke waarneming. U zet bijvoorbeeld een koffiekopje net naast de tafel als u ondertussen de krant aan het lezen bent. Of u denkt dat er nog een trede van de trap komt, terwijl u al op de grond staat.

Een patiënt met een beroerte in de rechter hersenhelft kan daar regelmatig last van hebben. Hij verwart links en rechts of kan de afstand tot een bepaald voorwerp niet goed schatten. Soms kan hij de krant niet lezen, omdat hij steeds de plaats kwijtraakt waar hij is gebleven.

Wat kunt u doen in deze situatie?

Attendeer hem op duidelijke herkenningspunten.

Gebruik mondelinge aanwijzingen als hij uw gebaren niet begrijpt.

Verwaarlozing (neglect)

Het kan voorkomen dat een patiënt met een beroerte minder attent is op één kant van het lichaam of deze zelfs verwaarloosd. Bij patiënten met een beschadiging aan de linkerkant van de hersenen, kan verwaarlozing optreden aan de rechterkant van het lichaam. Bij patiënten met een beschadiging aan de rechterkant van de hersenen kan verwaarlozing juist aan de linkerkant optreden.

Verwaarlozing betekent dat een patiënt alle signalen die aan de verwaarloosde kant binnenkomen niet goed herkent of er niet op reageert. Dit geldt zowel voor geluiden, voor letters, voor voorwerpen of zinnen tijdens het lezen.

Soms lezen patiënten bijvoorbeeld alleen het rechter- of linkerdeel van een woord of een zin. Een patiënt met een beschadiging in de rechter hersenhelft:

  • Leest het woord “tafel” bijvoorbeeld als “fel”.
  • Tekent alleen de rechterkant van een kruis of een poppetje.
  • Negeert u als u vanaf de niet-gezonde zijde tegen hem praat.
  • Als u daarna omloopt naar de andere kant of recht voor hem gaat staan, ervaart hij het alsof u net gekomen bent.
  • Eet bijvoorbeeld alleen de ene helft van het bord leeg.

De ogen en oren zelf zijn niet beschadigd, maar de linkerkant bestaat in de beleving niet. Harder praten heeft dan ook geen zin.

Wat kunt u doen in deze situatie?

Wijs de patiënt steeds op allerlei dingen die aan de kant staan die hij verwaarloosd. Door het draaien van het hoofd ziet en hoort de patiënt de dingen aan die kant wel. Wij adviseren u om aan de kant te gaan staan of zitten die de patiënt verwaarloosd.

Vermoeidheid

Eén van de meest voorkomende gevolgen van een beroerte is vermoeidheid.

Deze vermoeidheid gaat meestal gepaard met andere, hier bovengenoemde, klachten. Zowel de patiënt als u als partner/naaste moeten leren om beter om te gaan met de beperkte energie die er na een beroerte is.

Uit onderzoek is gebleken dat het vroeg starten met revalideren een gunstig effect heeft op het herstel. Daarom is het belangrijk om, ondanks de vermoeidheid, toch te blijven oefenen en het bezoek en rustmomenten hierop aan te passen.

U zult de eerste 3 maanden het natuurlijke herstel moeten afwachten. Maak problemen bespreekbaar in het telefonisch gesprek met de CVA-verpleegkundige.

De afdeling Medische psychologie biedt de cursus: ‘Vermoeidheid de baas’ aan. Na verwijzing van een specialist, valt de cursus binnen de ziekenhuiszorg en wordt de cursus u kosteloos aangeboden.

Nazorg en begeleiding

Het Advies en Begeleidingscentrum CVA is ontwikkeld om de patiënt en zijn naasten te begeleiden.

Uit onderzoek blijken een aantal problemen pas op een later tijdstip zichtbaar te worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om:

  • verandering in het uitvoeren van een handeling;
  • moeite om meer dingen tegelijk te doen;
  • moeite om alles bij te houden;
  • moeite om informatie te onthouden;
  • moeite om zelf initiatief te nemen;
  • veranderingen in het karakter.

Men noemt dit de onzichtbare gevolgen na een beroerte.

Dergelijke veranderingen betekenen vaak een aanpassing in rol en relatie van u als partner.

Op het Advies en Begeleidingscentrum CVA werken ervaren verpleegkundigen die u tips en ondersteuning kunnen bieden in het omgaan met deze veranderingen. Een CVA-verpleegkundige zal, samen met u, zoeken naar oplossingen. Zij kan u eventueel ook de weg wijzen naar andere instanties of therapie.

Omdat deze veranderingen pas later merkbaar worden, wordt uw afspraak op het Advies en Begeleidingscentrum CVA 3 maanden na ontstaan van de beroerte gepland. U krijgt bij ontslag een bevestiging mee voor deze telefonische afspraak.

Mocht u eerder behoefte hebben aan deze begeleiding, dan kunt u zelf contact opnemen met één van de CVA-verpleegkundigen. Het Advies en Begeleidingscentrum is gevestigd op de polikliniek Neurologie in het Catharina Ziekenhuis.

Vragen

Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben, dan beantwoorden wij deze graag. U kunt hiervoor terecht bij de verpleegkundige/verzorgende van de patiënt of bij de Adviseur Neurorevalidatie. U treft de namen (en foto) aan op het tv-scherm bij de ingang van de afdeling.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl

Verpleegafdeling Neurologie
040 – 239 80 50

CVA-verpleegkundige
ABCVA@catharinaziekenhuis.nl

Routenummer(s) en overige informatie over de afdeling Neurologie vindt u op www.catharinaziekenhuis.nl/neurologie


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden