Dikke darmkanker (Folder)

Chirurgie
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Dikke darmkanker (Folder)

De arts heeft met u besproken dat u dikke darmkanker heeft. De komende tijd komt er veel informatie op u af. In deze Persoonlijke Informatie Map (PIM) vindt u een samenvatting van dat wat met u besproken is, zodat u thuis alles nog eens kunt nalezen. Uw specialist en andere zorgverleners bespreken met u wat voor u van belang kan zijn.

De informatie in deze folder is bedoeld om meer inzicht te geven in uw ziekte, de behandeling en de gevolgen daarvan. Wij proberen de informatie zoveel mogelijk af te stemmen op uw persoonlijke situatie. Soms lopen dingen anders dan gepland, omdat medische en persoonlijke omstandigheden veranderen. Immers, niemand is precies hetzelfde en ook de kanker is bij niemand precies hetzelfde. Uw persoonlijke situatie kan daarom anders zijn dan hier staat beschreven.

Tijdens uw bezoeken aan het ziekenhuis krijgt u veel informatie. De ervaring leert dat veel van deze informatie verloren kan gaan in een gespannen situatie, waarin u bijvoorbeeld slecht nieuws krijgt. Het is daarom verstandig een vertrouwd persoon mee te nemen naar deze gesprekken. Het kan helpen om uw vragen voor de arts, verpleegkundig specialist of een andere hulpverlener op papier te zetten en mee te nemen.

Functie van de dikke darm

Ons voedsel komt via de slokdarm en de maag in de dunne darm terecht. Daar wordt het voedsel grotendeels verteerd en worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed. Wat er daarna van het voedsel overblijft, komt terecht in de dikke darm. De dikke darm is het laatste deel van het spijsverteringskanaal. Het bevindt zich in de buikholte en is ongeveer 1,25m lang. De dikke darm is in 4 delen op te delen. De dunne darm gaat aan de rechter kant van de buikholte over in de dikke darm, dit stuk wordt het opstijgende stuk van de dikke darm genoemd (colon ascendens). Aan het begin (ook wel coecum genoemd) hiervan zit de blinde darm (appendix). Nabij de lever gaat de dikke darm over in het dwarslopende deel van de dikke darm (colon transversum). Het colon transversum loopt van de rechterkant in de buikholte naar de linkerkant van de buikholte tot aan de milt. Vanaf de milt loopt de dikke darm in de linker buikhelft naar beneden, hier wordt het colon descendens genoemd, waarna het overgaat in het S-vormige deel, het sigmoïd (laatste stuk dikke darm). Hierna gaat de dikke darm over in de endeldarm (laatste 15-20 cm tot aan de anus, zie figuur 1). De endeldarm eindigt bij de anus.

De belangrijkste functie van de dikke darm is het onttrekken van vocht uit de voedselbrij en daarmee wordt gaandeweg de ontlasting gevormd voordat het bij de endeldarm is aangekomen. De belangrijkste functie van de endeldarm is het vasthouden van de ontlasting, zodat u niet te vaak naar het toilet moet.

Tumor in de dikke darm

Het lichaam is opgebouwd uit cellen die samen verschillende weefsels vormen. Continue worden er nieuwe cellen aangemaakt om beschadigde, verouderde en dode cellen te kunnen vervangen. Dit gebeurt door celdeling. In de loop der tijd kunnen cellen onherstelbaar beschadigd raken. Deze beschadigde cellen kunnen dan te snel gaan delen. Door deze overmatige celdeling ontstaat een tumor (gezwel). Een tumor kan goedaardig of kwaadaardig zijn.

  • Goedaardige tumor: Een tumor (een klompje cellen) met een kapsel (een sterke schil of wand) waar de zich alsmaar delende cellen in blijven zitten. Als deze groot wordt, kan deze problemen geven, maar de cellen zaaien niet uit. We noemen zo’n tumor goedaardig of ‘benigne’ (Latijn voor: goedaardig).
  • Kwaadaardige tumor: Dit is een tumor zonder kapsel, waardoor de cellen door het omliggende weefsel heen groeien. Deze cellen kunnen loslaten van de tumor en uitzaaien. We noemen zo’n tumor kwaadaardig of ‘maligne’ (Latijn voor: destructief, kwaadaardig). Bij een kwaadaardige tumor gaat het dus over kanker.

Bij darmkanker is er sprake van een kwaadaardige tumor. De vorm van darmkanker die het meest voorkomt is het adenocarcinoom. Hierbij ontstaat kanker in de slijmcellen, die de binnen bekleding vormen van de dikke darm. Darmkanker kan gepaard gaan met verschillende symptomen. De aard van de symptomen en de snelheid waarmee ze optreden is afhankelijk van de plaats van de tumor in de darm. Een tumor aan het uiteinde van de dikke darm (sigmoid of endeldarm) kan gepaard gaan met bloedverlies via de anus, bloedsporen in de ontlasting of op het wc-papier. Andere symptomen die kunnen wijzen op darmkanker zijn een onverklaarbare en aanhoudende verandering van het ontlastingspatroon (verstopping, diarree of beiden), loze aandrang (het gevoel dat u naar het toilet moet, zonder dat er ontlasting komt) of kleinere hoeveelheden ontlasting. Een tumor meer aan het begin van de dikke darm kan langer onopgemerkt blijven omdat hier de ontlasting dunner is en vaak weinig klachten geeft of vagere klachten zoals door bloedarmoede veroorzaakte vermoeidheid, onverklaarbaar vermageren of aanhoudende buikpijn.

Dikke darm- en endeldarmkanker, ook wel colorectaalcarcinoom genoemd, komen vaak voor. In 2017 werd bij ongeveer 14.000 patiënten darmkanker vastgesteld. Bij ongeveer 70% van de patiënten gaat het om dikke darmkanker (coloncarcinoom) en bij 30% bevindt de tumor zich in de endeldarm (rectumcarcinoom). Daarmee staat het op de derde plaats van de meest voorkomende kanker bij mannen en vrouwen.

Door de invoering van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker in 2014 worden meer mensen met een vroeg stadium darmkanker ontdekt. Dit is belangrijk, omdat de ziekte beter te behandelen is als het in een vroeg stadium wordt ontdekt. Ook de kans om het te overleven is dan beter. Ook buiten het bevolkingsonderzoek wordt nog darmkanker gevonden. Dit zijn vooral mensen die buiten de groep van het bevolkingsonderzoek vallen of mensen die klachten ontwikkelen en dan darmkanker blijken te hebben.

Erfelijkheid

Darmkanker is een van de meest voorkomende vormen van kanker. 5% van de mensen heeft een erfelijke vorm van darmkanker. Dit is dus heel zeldzaam. De meest voorkomende vorm van erfelijke darmkanker is het Lynch syndroom. Ander voorkomende vormen zijn familiaire adenomateuze polyposis (FAP), MUTYH-gerelateerde polyposis (MAP) en andere zeldzamere poliepsyndromen.

Een arts kan vermoeden dat het misschien om erfelijke aanleg voor darmkanker gaat, als:

  • Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de leeftijd van 50 jaar.
  • Iemand een keer dikke darmkanker heeft (gehad) en nu opnieuw dikke darmkanker heeft of kanker van de dunne darm, galwegen, maag, eierstokken, nierbekken, urineleider, blaas of talgklier onder de leeftijd van 70 jaar heeft gehad
  • Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de leeftijd van 70 jaar, met een eerstegraads familielid onder de 50 jaar met darmkanker, baarmoederkanker of kanker van de dunne darm, baarmoeder, galwegen, maag, eierstokken, nierbekken, urineleider, blaas of talgklier.
  • Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de leeftijd van 70 jaar, met twee of meer familieleden (eerste- of tweedegraads) onder de leeftijd van 70 jaar met darmkanker, baarmoederkanker of kanker van de dunne darm, galwegen, maag, eierstokken, nierbekken, urineleider, blaas of talgklier.
  • Iemand darmkanker heeft (gehad) met een afwijkende uitslag van onderzoek van weefsel onder de leeftijd van 70 jaar.
  • Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de 40 jaar waarbij het niet uitmaakt wat de uitslag van onderzoek van weefsel was.  

Eerstegraads familieleden zijn ouders, broers, zussen en kinderen. Tweedegraads familieleden zijn grootouders, ooms en tantes.

Diagnose en onderzoek

Om duidelijkheid te krijgen of sprake is van darmkanker kunnen verschillende onderzoeken nodig zijn. Het doel van de onderzoeken is om te weten te komen waar de aandoening precies zit, hoe uitgebreid de ziekte is en of er mogelijk uitzaaiingen zijn.

  • Colonoscopie (kijkonderzoek van de darm): Hierbij wordt met een dunne, flexibele buis via de anus in uw darmen gekeken. Hierbij worden weefselmonsters (biopten) genomen voor microscooponderzoek.
  • CT-scan (driedimensionale röntgenfoto) van de buik: Hiermee kan beoordeeld worden of de tumor in andere organen is doorgegroeid en of er uitzaaiingen zijn.
  • CT-scan of röntgenfoto van de longen: Om te beoordelen of er uitzaaiingen in de longen zijn.

Alle uitslagen van uw onderzoeken worden besproken op het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Dit is een overleg waarbij alle disciplines aanwezig zijn die bij uw ziekte betrokken zijn: MDL arts (maag-darm en lever arts), chirurg, radioloog, internist-oncoloog, bestralingsarts, patholoog, nucleair geneeskundige, geriater en verpleegkundig specialist. Met behulp van deze onderzoeken bepalen de artsen het stadium van de ziekte. Dit is afhankelijk van de grootte van de tumor, de mate van doorgroei in de omringende organen en de aanwezigheid van uitzaaiingen. Voor het maken van het behandelplan zijn verder nog type dikke darmkanker en de plaats van de tumor, maar ook uw wensen en algehele conditie van belang. Op basis van deze informatie wordt een behandelplan gemaakt.

Stadiumindeling bij dikke darmkanker

De arts gebruikt bij dikke darmkanker de stadiumindeling om de ernst en uitgebreidheid van de ziekte aan te geven.

Om het stadium van de kanker te bepalen, worden drie dingen beoordeeld:

  • de dikke darmtumor zelf (T)
  • eventuele uitzaaiingen in de lymfeklieren (N)
  • eventuele uitzaaiingen in organen op afstand van de tumor (M)
 Bij dikke darmkanker zijn er 4 stadia:
  • Stadium I: de tumor is beperkt tot de binnenste lagen van de dikke darm. Er zijn geen uitzaaiingen
  • Stadium II: de tumor is door de spierlaag van de darmwand heen gegroeid. De tumor zit soms in het weefsel eromheen. Er zijn geen uitzaaiingen
  • Stadium III: er zijn uitzaaiingen in de lymfeklieren in de buurt van de tumor. Er zijn geen uitzaaiingen in lymfeklieren op afstand van de tumor of in andere organen
  • Stadium IV: er zijn uitzaaiingen verder in het lichaam

Samen vormen ze de zogenaamde TNM-indeling.

Behandeling Dikke darmkanker

In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over de mogelijke behandelingen bij dikke darmkanker.

Operatie van de dikke darm

Afhankelijk van de plaats van de tumor zijn er verschillende darmoperaties mogelijk. De chirurg bespreekt met u welke operatie van toepassing is. Bij een operatie wordt het darmdeel waar de tumor zit weggenomen met alle lymfklieren die bij dat gebied horen.

Een operatie van de dikke darm kan op twee manieren plaatsvinden:

  • Kijkoperatie (laparoscopische procedure): Dit is een kijkoperatie waarbij met een paar kleine sneetjes toegang tot de buik wordt verkregen en de operatie wordt uitgevoerd. Om het weefsel te kunnen verwijderen wordt een iets groter litteken gemaakt net boven uw schaambeen.
  • Open procedure: Wanneer een kijkoperatie niet mogelijk is, zal met een grotere litteken de buik wordt geopend en de operatie worden uitvoert.

Het type operatie is afhankelijk van de plaats van de tumor in de dikke darm.

  • Hemicolectomie rechts: De tumor is gelegen in het opstijgende deel van de dikke darm. Hierbij wordt het rechterdeel van de dikke darm verwijderd. Het opstijgende deel, inclusief de blinde darm (appendix) wordt operatief verwijderd. Er wordt een verbinding gemaakt tussen de dunne darm en het dwarslopende deel van de dikke darm.
  • Transversum resectie: Wanneer de tumor in het dwarslopende deel van de darm zit, wordt soms alleen dit middendeel van de darm weggenomen. Meestal echter is er een reden om ook (een deel) van de rechter of linkerkant van de darm mee te verwijderen. De arts zal dit met u bespreken
  • Hemicolectomie links: De tumor is gelegen in het afdalende deel van de dikke darm. Het linkerdeel van de dikke darm tot aan het sigmoïd verwijderd. Er wordt een verbinding gemaakt tussen het dwarslopende deel van de dikke darm en het sigmoïd.
  • Sigmoidresectie: De tumor is gelegen in het laatste deel van de dikke darm, het sigmoïd. Hierbij wordt het sigmoïd verwijderd. Er wordt een verbinding gemaakt tussen het afdalende deel van de dikke darm en de endeldarm.

Na het verwijderen van het stuk darm hecht de chirurg de twee uiteinden van de darm weer aan elkaar. Zo’n verbinding heet een naad of anastomose. Het is vrijwel altijd mogelijk om de stukken darm aan elkaar vast te maken. Slechts bij bijzondere omstandigheden of complicaties is het in een enkel geval nodig om een stoma aan te leggen.

De verschillende operaties schematisch afgebeeld:

Hemicolectomie rechts:

Hemicolectomie links:

Transversum resectie:

Sigmoid resectie:

Risico’s en complicaties

Aan elke operatie die uitgevoerd wordt zijn risico’s ofwel complicaties verbonden. Bij een operatie aan de dikke darm zijn dat de volgende risico’s:

  • Toch een open operatie als een kijkoperatie niet mogelijk of veilig blijkt
  • Als er een naad is gemaakt kan een naadlekkage optreden: Er lekt ontlasting of slijm uit de nieuwe verbinding in de buik. Dit kan een buikvliesontsteking tot gevolg hebben. De klachten hiervan zijn: buikpijn, koorts, gespannen buik, misselijkheid en braken en ernstig ziek zijn. Wanneer er sprake is van naadlekkage moet u opnieuw geopereerd worden en heeft u kans op een (permanent) stoma
  • Nabloeding
  • Infectie of ontsteking van de wond. De symptomen hiervan zijn roodheid, pijn en lekken van wondvocht of pus. Vaak moeten de hechtingen verwijderd worden, zodat de wond kan worden gespoeld om de ontsteking te laten verdwijnen. De wond moet goed verzorgd moeten worden en zal dan opnieuw moeten dichtgroeien. Dit heeft langere tijd nodig om te herstellen. Dit herstel kan ook plaatsvinden in de thuissituatie.
  • Een longontsteking of een blaasontsteking. Indien van toepassing kunt u hiervoor behandeld worden met antibiotica.
  • Trombose of longembolie: Een bloedpropje in de bloedvaten. U krijgt fragmin injecties
  • Misselijkheid, verstopping of diarree omdat de maag en darmen tijdelijk niet goed werken (ileus)
  • Kleine kans op overlijden

De chirurg of verpleegkundig specialist bespreekt vooraf aan de operatie de mogelijke problemen en complicaties van de operatie met u. Ook geeft hij of zij meer uitleg over bijvoorbeeld het voorkomen en behandelen van de complicaties.

Wanneer u na de operatie deze klachten krijgt, bespreek dit dan altijd met uw chirurg of verpleegkundige. Zij kunnen u verdere tips en adviezen geven en eventueel een behandeling instellen.

Voorafgaand aan de operatie

Operatiedatum

Nadat alle vooronderzoeken en gesprekken zijn afgerond wordt u op de wachtlijst geplaatst voor de operatie. Meestal krijgt u één tot twee weken voor de operatie een brief thuis gestuurd met de datum waarop u geopereerd gaat worden. Een medewerker van de polikliniek neemt enkele dagen voor de operatie contact met u op om door te geven op welke afdeling u zich moet melden en hoe laat. Vaak hoeft u zich pas op de dag van de operatie te melden op de afdeling. U komt dan ’s morgens nuchter naar de afdeling.

Preoperatieve screening en anesthesie

U wordt geopereerd en bent daarom doorverwezen naar de polikliniek Pre-operatieve screening. Op deze polikliniek bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Tijdens dit gesprek bespreken we de verdoving (anesthesie) en pijnstilling met u. We bespreken waarop u moet letten met eten, drinken en roken op de dagen rondom de operatie. Daarnaast spreken we af hoe u op die dagen uw medicijnen gebruikt. Dit geldt ook voor bloedverdunners. Omdat we uw medicijnen willen controleren krijgt u ook een afspraak bij de Apotheek. Zorg dat u tijdens deze afspraak een actueel medicijnen overzicht of medicijnpaspoort bij de hand heeft als u medicijnen gebruikt. Ook vragen we u om bij uw eigen apotheek toestemming te verlenen voor het digitaal delen van de medicatiegegevens.

Ter voorbereiding op deze afspraken vragen we u een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst staat voor u klaar in MijnCatharina. Het is belangrijk dat u deze vragenlijst zo snel mogelijk invult. Nadat u de vragenlijst heeft ingevuld, plannen wij voor u een afspraak bij de Apotheek en een afspraak bij de polikliniek Pre-operatieve screening. Soms zijn dit telefonische afspraken; soms nodigen we u uit voor een bezoek op de polikliniek. Dit hangt af van de antwoorden op de vragenlijst en de operatie die u krijgt. 

Bij de Apotheek en de polikliniek Pre-operatieve screening kunt u alleen op afspraak terecht.

De Apotheek is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 16.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 87 20.

De polikliniek Pre-operatieve screening is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 08.00 en 17.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 85 01.

Meer informatie over pre-operatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie‘.

ERAS

Rondom deze operatie wordt het ERAS-programma toegepast. Dit programma is erop gericht dat u na de operatie beter en sneller herstelt. ERAS is een afkorting van de Engelse woorden: Enhanced Recovery After Surgery. Dit betekent letterlijk: verbeterd herstel na een operatie. De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de factoren die invloed hebben op het herstel na een operatie. Daaruit blijkt dat herstel na een operatie verbeterd te kunnen worden door de volgende factoren:

  • Goede voorbereiding voor de operatie.
  • Informatie verstrekking: Als u weet wat er gaat gebeuren en wat er van u verwacht wordt dan levert dit minder spanning en angst op.
  • Een zo goed mogelijke conditie voor de operatie: 2x per dag 30 minuten stevig wandelen of fietsen (zie ook bij paragraaf 4.3 een goede voorbereiding begint thuis).
  • Stoppen met roken: Stoppen met roken minimaal 4 weken voorafgaand aan de operatie verkleint de kans op complicaties en wondgenezingsstoornissen na de operatie. Zo nodig kunt u worden doorverwezen naar de polikliniek Longgeneeskunde voor begeleiding bij het stoppen met roken.
  • Stoppen met alcohol: Stoppen met alcohol tenminste 4 weken voorafgaand aan de operatie verkleint het risico op infecties na de operatie is goed voor uw conditie.
  • Goede voeding tot aan de operatie: Ondervoeding en/of gewichtsverlies voorafgaand aan de operatie vergroot het risico op complicaties na de operatie, ga dus niet op dieet voorafgaand aan de operatie.
  • Een zo klein mogelijke operatiewond: hoe minder schade aan de weefsels, hoe sneller het herstel.
  • Optimale pijnbestrijding. Niet alleen de pijn wordt effectief bestreden, maar ook de nadelige effecten van pijnbestrijding op maag- en darmwerking worden zo klein mogelijk.
  • Een zo kort mogelijke periode van bedrust, zodat we samen met u het verlies van spierkracht beperken en de ademhaling stimuleren.
  • Een zo kort mogelijke periode van voedselonthouding (‘nuchter zijn’), zodat u zo min mogelijk gewicht verliest en daarmee zo min mogelijk spiermassa en spierkracht kwijtraakt.

Het is belangrijk dat uw algehele conditie vóór de operatie zo goed mogelijk is. Daarnaast bepaalt vooral de uitgebreidheid van de operatie hoe snel u herstelt. Meestal is het de eerste 2 dagen na de operatie al duidelijk hoe uw herstel zal verlopen. Als alles voorspoedig verloopt, mag u dan ook vaak op de tweede dag na de operatie naar huis.

Een goede voorbereiding begint thuis

Om ervoor te zorgen dat het herstel na de operatie zo goed mogelijk kan verlopen is het belangrijk dat uw conditie voor de operatie zo optimaal mogelijk is. Blijf daarom uw dagelijkse activiteiten (verzorging, huishouden en/of boodschappen) uitvoeren. Indien u sport, probeer dit dan te blijven doen. Wij adviseren u om dagelijks te fietsen en / of te wandelen en beweeg dagelijks tenminste 30 minuten aaneengesloten. In de bijlage vindt u oefeningen die u zelf thuis kunt doen. Als voorbereiding op de operatie kunt u deze krachtoefeningen volgens onderstaand schema uitvoeren. Indien nodig zal uw behandeld arts u verwijzen naar een fysiotherapeut voor eventuele extra begeleiding.

 Ademhalingsoefeningen

Tevens is het goed om de volgende ademhalingsoefeningen alvast door te nemen en te oefenen.

  • Maak 5 diepe ademhalingen en houdt bij de inademing aan het eind de adem even vast.
  • Adem rustig door de neus in. Tuit de lippen een klein beetje en adem langzaam tussen de lippen uit. U ervaart nu een kleine druk bij het uitademen. Herhaal dit 5 keer.
  • Hoest nu 3 keer.

Darmvoorbereiding vooraf aan de operatie

  • Voor sommige operaties is het noodzakelijk dat u darm schoon wordt. Hieronder leest u wat bij uw ingreep van toepassing. Wanneer u aan het eerste stuk van de dikke darm (rechts) geopereerd wordt, krijgt u geen voorbereidende medicijnen. De ontlasting is in het eerste stuk van de dikke darm nog heel dun en vormt voor de operatie geen probleem.
  • Wordt u aan het linker of laatste stuk van de dikke darm geopereerd, dan krijgt u de vooraf aan de operatie een klysma om het laatste stuk van de darm schoon te maken. Hierbij wordt via een dun buisje vloeistof in de darm gebracht. Ongeveer vijf tot twintig minuten na het inbrengen ontstaat een hevige aandrang, waarna de vloeistof en ontlasting naar buiten komen en de darm schoon is.

Voeding voorafgaand aan de operatie

Tot zes uur vooraf aan uw operatie mag u alles eten en drinken, u hoeft dus niet vanaf 00.00 nuchter te zijn (tenzij met u iets anders is afgesproken). Tot twee uur voor de operatie mag u alleen nog heldere dranken drinken (koffie of thee zonder suiker/melk of water). Daarnaast krijgt u van ons op de polikliniek twee flesjes ‘pre-op’- drank om twee uur vooraf aan de operatie te nemen dit mag u thuis al innemen als u op de dag van de operatie om 7.00 uur wordt opgenomen. Pre-op drank zorgt ervoor dat de darm de darm op een veilige manier toch gevoed blijft. Lang nuchter zijn heeft namelijk ook nadelen, onder andere verergert het de misselijkheid na de operatie. Tevens kan het uitdroging veroorzaken. Het is daarom ook juist aan te raden om tot twee uur voor de operatie goed te blijven drinken.

Verblijf op de afdeling

Opname op de afdeling

Op het afgesproken tijdstip meldt u zich bij de secretaresse op de afdeling. Zij zal ervoor zorgen dat de verpleegkundige u komt halen. De verpleegkundige brengt u naar uw kamer en informeert u over de verdere gang van zaken op de afdeling. Neem bij opname alle medicijnen mee die u thuis gebruikt. Nadat de verpleegkundige u heeft geholpen met het wegwijs maken op de kamer, voert de verpleegkundige een aantal controles bij u uit.

Wanneer de operatie klaar is, zal de chirurg uw eerste contactpersoon bellen en uitleggen hoe de operatie is verlopen. Direct na de operatie heeft u een infuus deze zal op de afdeling zo snel mogelijk verwijderd worden. Verder worden sondes, drains en katheters worden zo min mogelijk gebruikt. Een maagslang (maagsonde) of wondslangetjes (drains) krijgt u alleen als de arts dit nodig vindt. In de meeste gevallen wordt u wakker uit de narcose zonder deze sonde of drains en ook zonder blaaskatheter. In de eerste uren na de operatie kan het echter lastig zijn om te plassen en in sommige gevallen is het dan nodig om toch een blaaskatheter te geven.

Voeding

Direct na de operatie mag u in principe weer alles eten en drinken. Het is belangrijk dat u minimaal 10 glazen vocht drinkt per dag. Dit kunt u zelf bijhouden op een formulier op uw nachtkastje dat u van ons krijgt. Dit om uw vochthuishouding zo optimaal mogelijk te houden. Om te voorkomen dat u misselijk wordt krijgt u van ons medicatie.

Bewegen en ademhaling

Na de operatie wordt zo snel mogelijk gestart met bewegen, onder begeleiding van een verpleegkundige/fysiotherapeut. Bewegen is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat wanneer u rechtop zit, de ademhaling beter is. Luchtweginfecties komen daardoor minder voor en de zuurstofvoorziening naar de wond is beter, hetgeen gunstig is voor genezing. Daarnaast bevorderd bewegen de spijsvertering.

  • Probeer de dagelijkse handelingen (wassen, aankleden) zo veel mogelijk zelf te doen.
  • De dag van de operatie moet u proberen twee keer minimaal een half uur in de stoel te zitten.
  • De dag na de operatie is het de bedoeling dat u tenminste met de eetmomenten in de stoel zit en wanneer het kan ook tussen de maaltijden door steeds langer in de stoel zit. Daarnaast is het de bedoeling dat u, verdeeld over de dag, 3 keer een hele ganglengte loopt (100 meter). Neem hiervoor uw gewone kleding en stevige schoenen mee naar het ziekenhuis. Wanneer u thuis een loophulpmiddel gebruikt, breng deze dan mee en gebruik deze tijdens opname.
  • Als u de daaropvolgende dagen nog in het ziekenhuis bent, bent u steeds meer uit bed en mag u ook een wandeling maken met uw bezoek of in het dagverblijf zitten.
  • Wanneer u niet in staat bent om uit bed te komen, probeer dan zoveel mogelijk rechtop te zitten, dit komt een goede ademhaling ten goede.

Ademhaling

Ook na de operatie is het erg belangrijk om op de juiste wijze adem te halen. Na een operatie van de buik kan het gevoelig zijn om goed door te ademen. Dit komt omdat je hierbij de spieren van de buik gebruikt. Toch is het ook nu erg belangrijk om goed te ademen. De verpleegkundige / fysiotherapeut kan u hierbij helpen.

Laxeermiddelen

Na de operatie kan het voorkomen dat de darmen stil komen te liggen. De ontlasting komt hierdoor moeilijk of niet op gang en er kan een verstopping optreden, dit heet een ileus. U merkt dit doordat er geen ontlasting komt, u geen windjes kan laten, u misselijk bent of zelfs moet braken. Ter bevordering van de werking van de darmen, krijgt u gedurende de opname 2 keer per dag een laxeermiddel (magnesium hydroxide). Dit zijn kauwtabletten en deze moet u dus ook kapot bijten en niet in zijn geheel doorslikken. Daarnaast wordt vaak ook nog movicolon (of een vergelijkbaar medicijn) gegeven. Dit is een zakje poeder dat opgelost wordt in water. Zelf kunt u nog kauwgom gebruiken ter bevordering van de werking van de darmen. Zoals eerder genoemd is veel bewegen en weinig morfine-achtige medicijnen gebruiken eveneens bevorderlijk voor het vlot weer op gang komen van de darmen.

Voorkomen van trombose

Tijdens de opname en in de periode daarna, gaat u Fragmin spuiten. Dit is een bloed verdunnend medicijn ter voorkoming van trombose. Over de toediening hiervan krijgt u verdere informatie tijdens uw opname. U moet de injecties blijven gebruiken tot  uw 1e poli afspraak bij de chirurg. Het is mogelijk dat voor u individueel andere afspraken worden gemaakt.

Weer naar huis

U mag naar huis na de operatie als:

  • Uw darm weer beweging / activiteit vertoont. Dat betekent: windjes, voelen dat de darmen weer werken etc., de ontlasting hoeft nog niet op gang te zijn.
  • U voldoende normale voeding verdraagt en minimaal 8-10 glazen per dag kunt drinken.
  • De pijn goed onder controle is met paracetamol en in uitzonderingsgevallen met morfine-tabletten.
  • U zich goed kan redden met aankleden, douchen en een rondje kan lopen over de gang
  • U geen koorts heeft en de overige controles goed zijn (bloeddruk, polsfrequentie etc.)

Uiteraard neemt de arts in overleg met u de definitieve beslissing of u naar huis kunt.

Leefregels

U krijgt van de verpleegkundige op de afdeling specifieke leefregels mee welke zij tijdens het ontslaggesprek met u doornemen. 

Medicatie

Na ontslag gaat u door met de anti-trombose spuitjes. Deze gebruikt u tot aan de eerste afspraak bij de chirurg op de polikliniek. Overige veranderingen van medicatie worden met u voor ontslag besproken. De apothekers assistente komt op de dag van ontslag een medicatie verificatie gesprek met u voeren om door te nemen welke medicatie u gebruikt en wat de werking hiervan is.

Klachten na ontslag

Het is belangrijk om bij de volgende verschijnselen contact op te nemen met de coloncare verpleegkundige of verpleegkundige specialist of (buiten kantooruren) met de afdeling Spoed Eisende Hulp:

  • bij nabloeding, roodheid of zwelling in het geopereerde gebied;
  • bij koorts boven de 38,5˚Celsius;
  • Verergering van de klachten bij de wond of in de buik

Controles en nazorg

De eerste controles

Ongeveer een week na de operatie en ontslag uit het ziekenhuis heeft u een afspraak op de polikliniek bij de chirurg of verpleegkundig specialist. Deze geeft u aanvullende uitleg over de operatie, beantwoordt uw vragen en bespreekt de uitslagen van het weefselonderzoek en eventuele nabehandeling met u. U bespreekt met de chirurg hoe het met u is en of er nog klachten zijn. De chirurg zal een nieuwe afspraak maken enkele weken na deze afspraak met de verpleegkundig specialist.

Afspraak met de verpleegkundig specialist

De verpleegkundig specialist verzorgt, in samenwerking met de chirurg, de nazorg en nacontroles in de jaren na uw operatie. Tijdens de eerste afspraak bespreken we hoe het gaat met u en of er nog klachten of problemen ten gevolgde van de operatie. Er zal ook ruimte zijn voor het bespreken van de mentale en praktische gevolgen die de diagnose kanker met zich mee kan brengen.

Aanvullende behandeling na de operatie

Naar aanleiding van de uitslagen van de operatie kan het soms nodig zijn om een aanvullende behandeling te geven. Meestal gaat dit om aanvullende chemotherapie. Redenen om chemotherapie te geven kunnen zijn dat de tumor buiten de darmwand was gegroeid of dat er lymfeklieren zijn aangedaan. Er wordt altijd met u besproken wat voor u de goede optie is. Om, zo samen tot een goede keuze te komen.

Wijze van controleren: schema

Na de behandeling voor darmkanker zal uw arts het controle schema met u bepalen. Een vaak gebruikt schema is dat u nog gedurende 5 jaar wordt gecontroleerd op de polikliniek Chirurgische Oncologie van het CKI. Gedurende de eerste twee jaar is de controle regelmatig; in principe elke 3 maanden wordt het bloed geprikt op CEA, dit is een tumormarker*. Daarna zal dit halfjaarlijks zijn.

Eén en twee jaar na de operatie vindt er een CT-scan plaats van longen en buik. Ook zal er dan een kijkonderzoek (endoscopie) van de darm uitgevoerd worden door de Maag-Darm-Leverarts. Dit darmonderzoek wordt nog eens 4 jaar na de operatie herhaald.

Bovenstaande is het standaardschema dat gebruikt wordt (volgens de landelijke richtlijn). Natuurlijk kan het zo zijn dat er individueel aanpassingen zijn. Soms is er ook extra onderzoek nodig naar aanleiding van uitslagen of naar aanleiding van uw klachten.

Psychosociale ondersteuning

De diagnose kanker en de behandeling kan veel veranderen in uw leven. Tijdens of na uw ziekte kunt u te maken krijgen met situaties waar u geen raad mee weet. Dit kan ook van toepassing zijn als de behandeling al langer geleden is. U kunt problemen ondervinden op zowel lichamelijk, emotioneel, sociaal of spiritueel gebied. Het is niet altijd eenvoudig de draad daarna weer op te pakken. Niet alleen uzelf maar ook uw naasten krijgen veel te verwerken. Als u problemen ervaart of zorgen heeft kunt u terecht bij uw hulpverleners in het ziekenhuis. Zij bespreken uw zorgen en problemen met u en kijken samen met u welke mogelijkheden er zijn om u te ondersteunen. Om uw situatie duidelijk te krijgen kan er gebruik gemaakt worden van de lastmeter.

De lastmeter

De lastmeter is een landelijk ontwikkelde vragenlijst om inzicht te krijgen in de behoefte aan psychosociale zorg bij mensen met kanker. Om hierover met u in gesprek te gaan, vraagt de verpleegkundig specialist, arts of verpleegkundige u om de lastmeter in te vullen.

Met de lastmeter worden problemen, klachten en zorgen die u door uw ziekte en/of behandeling ervaart in kaart gebracht en bespreekbaar gemaakt. Hierdoor krijgen uw hulpverleners beter zicht op hoe het met u gaat en aan welke ondersteuning u mogelijk behoefte heeft.

De eerste lastmeter krijgt u in het begin van uw behandeltraject uitgereikt. In de eerste periode na de operatie vult u deze lastmeter in. Deze bespreekt u bij het eerstvolgende contact met uw verpleegkundig specialist, verpleegkundige of arts (ongeveer 4-6 weken na de operatie). Nadien krijgt u gedurende 1-2 jaar regelmatig de lastmeter uitgereikt en bespreekt de verpleegkundig specialist, arts of verpleegkundige met u of en welke ondersteuning u nodig heeft in het herstelproces. Voorbeelden hierbij zijn: ondersteuning van diëtist, fysiotherapie, maatschappelijk werk, psycholoog.

Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij bieden tal van opleidingsmogelijkheden voor artsen, verpleegkundigen en paramedische beroepen en werken daarin nauw samen met opleidingscentra en –ziekenhuizen in de regio. Dit kan betekenen dat uw behandeling, onderzoek of operatie (mede) uitgevoerd wordt door een zorgverlener in opleiding. Denk hierbij aan een arts in opleiding tot specialist, een coassistent of een verpleegkundige in opleiding. Veiligheid is het allerbelangrijkste, daarom staat de zorgverlener in opleiding altijd onder supervisie van een gekwalificeerde zorgverlener. Indien u niet wenst geholpen te worden door een zorgverlener in opleiding, kunt u dit aangeven bij uw behandelend arts.

Vragen

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen of zorgen, neem dan contact op met uw verpleegkundig specialist.

Dit kan via het telefonisch spreekuur van 9.00 tot 10.00 uur met het telefoonnummer: 040 239 6811
Of bij spoed via: 040 239 6822

Buiten kantoor uren kunt u contact opnemen met de
Spoedeisende Hulp (SEH): 040 – 239 96 00

Voor vragen over uw afspraken
Catharina Kanker Instituut: 040 – 239 66 00


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden