Pectus excavatum (Folder)

Cardiothoracale chirurgie Catharina Hart- en Vaatcentrum
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Pectus excavatum (Folder)

Deze folder is een aanvulling op het gesprek dat u krijgt of heeft gehad met de cardiothoracaal chirurg (hartchirurg). Het is mogelijk dat de ingreep in uw geval op sommige punten anders gaat dan hier is beschreven.

Pectus excavatum is een aangeboren afwijking van de borstwand, waarbij het borstbeen en de ribben zijn betrokken. Dit wordt ook wel trechterborst of schoenmakersborst genoemd.

Aangenomen wordt dat de vervorming van het borstbeen komt door een te sterke groei van het ribkraakbeen. Hierdoor wordt het groeiende borstbeen naar achteren geduwd en ontstaat de trechterborst.

figuur 1.

Het volgende is kenmerkend:

  • het borstbeen is ingevallen (figuur 2);
  • de schouders wijzen naar voren en er is een bolle bovenrug;
  • er kan een draaiing (torsie) van het borstbeen of een zijkromming; van de wervelkolom (scoliose) bijkomen;
  • doordat het een afwijking van de borstkas is, ontstaan bij een aantal vrouwen standsafwijkingen van de borsten.

 figuur 2.

Klachten

Klachten zijn van lichamelijke of psychische aard bijvoorbeeld schaamte. Bij 35-plussers en senioren staan meestal lichamelijke klachten op de voorgrond. Zelfs een matige pectus excavatum kan in toenemende mate klachten gaan veroorzaken.

Lichamelijke klachten kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • kortademigheid
  • vermoeidheid
  • hartkloppingen
  • hartritmestoornissen
  • pijn op de borst

Als de ruimte in de borstkas kleiner wordt bij bijvoorbeeld bukken, kunnen de klachten verergeren. De mogelijke oorzaak is dat de druk van het borstbeen op het hart toeneemt. De klachten nemen af als u weer rechtop komt.

Behandelmethodes

Bij klachten kunnen door een operatie de stand van het borstbeen en de ribben operatief worden gecorrigeerd. In het Catharina Ziekenhuis wordt de operatie uitgevoerd door een hartchirurg. Soms word er ook een plastisch chirurg bij de behandeling betrokken.

In het Catharina Ziekenhuis zijn twee operaties mogelijk bij een pectus excavatum.

Naast de techniek is ook de lichaamsbouw bepalend voor het resultaat. De operatie corrigeert de afwijking in grote mate, maar zal dit niet volledig kunnen doen.

Ravitch-operatie

Er wordt een verticale snede van 15-20 cm over het borstbeen gemaakt. Het ribkraakbeen wordt verwijderd en soms wordt de stand van het borstbeen verbeterd door het inzagen van het borstbeen.

Nuss bar-operatie (figuur 3)

Er komt aan beide zijden van de borstkas een kleine snee van 2-4 cm. Deze zijn voor het inbrengen van de Nuss bar. Om het inbrengen van de Nuss bar zo veilig mogelijk te maken wordt door middel een kleine camera, een endoscoop,  de borstkast in beeld gebracht. De Nuss bar is een metalen strip die zo is gebogen dat de juiste vorm van de borstkas wordt hersteld.

De Nuss bar wordt na ongeveer 3 jaar verwijderd. De borstkas blijft daarna in principe in de juiste positie staan. Het verwijderen is een relatief kleine ingreep.

In het Catharina Ziekenhuis wordt de Nuss bar-operatie het meest gedaan:

  • omdat deze minder littekens geeft
  • u snel mag mobiliseren
  • en het herstel sneller is

De hartchirurg zal met u overleggen wat voor u de beste operatiemethode is. Omdat de Nuss bar-operatie de meest uitgevoerde procedure is, zal in deze informatiefolder alleen deze procedure behandeld worden (figuur 3).

figuur 3.

Voorbereiding operatie

Er zijn verschillende voorbereidingen/onderzoeken, de hartchirurg bepaalt welke bij u van toepassing zijn. Voorbereidingen die plaats kunnen vinden zijn:

  • CT-scan van de borstkas waarmee een driedimensionale afbeelding van de borstkas wordt gemaakt
  • Röntgenfoto van hart en longen
  • Bloedonderzoek
  • Gesprek, advies en onderzoek door diverse zorgverleners:
    • Cardioloog (niet altijd)
    • hartonderzoek (echografie, ECG (hartfilmpje))
    • longarts (niet altijd)
    • longfunctie onderzoek (niet altijd)

Pre-operatieve screening en anesthesie

U wordt geopereerd en bent daarom doorverwezen naar de polikliniek Pre-operatieve screening. Op deze polikliniek bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Tijdens dit gesprek bespreken we de verdoving (anesthesie) en pijnstilling met u. We bespreken waarop u moet letten met eten, drinken en roken op de dagen rondom de operatie. Daarnaast spreken we af hoe u op die dagen uw medicijnen gebruikt. Dit geldt ook voor bloedverdunners. Omdat we uw medicijnen willen controleren krijgt u ook een afspraak bij de Apotheek. Zorg dat u tijdens deze afspraak een actueel medicijnen overzicht of medicijnpaspoort bij de hand heeft als u medicijnen gebruikt. Ook vragen we u om bij uw eigen apotheek toestemming te verlenen voor het digitaal delen van de medicatiegegevens.

Ter voorbereiding op deze afspraken vragen we u een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst staat voor u klaar in MijnCatharina. Het is belangrijk dat u deze vragenlijst zo snel mogelijk invult. Nadat u de vragenlijst heeft ingevuld, plannen wij voor u een afspraak bij de Apotheek en een afspraak bij de polikliniek Pre-operatieve screening. Soms zijn dit telefonische afspraken; soms nodigen we u uit voor een bezoek op de polikliniek. Dit hangt af van de antwoorden op de vragenlijst en de operatie die u krijgt. 

Bij de Apotheek en de polikliniek Pre-operatieve screening kunt u alleen op afspraak terecht.

De Apotheek is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 16.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 87 20.

De polikliniek Pre-operatieve screening is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 08.00 en 17.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 85 01.

Meer informatie over pre-operatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie‘.

Na de operatie is het belangrijk dat de pijn voldoende onder controle is, zodat u goed kunt doorademen, kunt hoesten en kunt mobiliseren. De anesthesioloog bespreekt de pijnbestrijding die u na de operatie zult krijgen. Houd er rekening mee dat u niet geheel pijnvrij zult zijn.

Om de postoperatieve pijn onder controle te krijgen kan de hartchirurg in samenwerking met de anesthesist er voor kiezen om de pijn op de volgende manieren onder controle te krijgen.

Pijnbestrijding via een epiduraal katheter. Hiermee komt er continue pijnmedicatie via een dun slangetje in de buurt van het ruggenmerg waardoor met name de borstkas wordt verdoofd. Naast deze vorm van pijnbestrijding krijgt u ook nog tabletten voor tegen de pijn.

Bij een epiduraal katheter kan het plassen gestoord zijn. Daarom word er tijdens de operatie een blaaskatheter geplaatst. Deze wordt pas ingebracht nadat u in slaapt bent gebracht en wordt verwijderd nadat de epiduraal katheter is verwijderd.

Een andere manier van pijnbestrijding is een Cryo-block waarbij de chirurg tijdens de operatie de zenuwen gelegen tussen de ribben van het operatiegebied bevriest, waardoor er een tijdelijke onderbreking is van de (pijn-)prikkelgeleiding.

Afhankelijk van de mate van pijn en/of eventuele bijwerkingen wordt de pijnbestrijding soms aangepast. Bijvoorbeeld:

  • extra pijnmedicatie via een infuus, of
  • een PCA-pomp (patient controlled anelgesia) – hierbij kunt u door op een knopje te drukken zelf af en toe extra pijnstilling via het infuus krijgen

Verder bespreekt de anesthesioloog:

  • waarop u moet letten met eten, (alcohol) drinken en roken voor de operatie;
  • hoe u op de dagen rondom de operatie uw eigen medicijnen gebruikt, dit geldt ook voor de bloedverdunners. Als u medicijnen gebruikt, neem dan voor dit gesprek een actueel medicijnoverzicht of medicijnpaspoort mee.

Meer informatie over pre-operatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie’.

De opname

Bij de opname voor de operatie meldt u zich bij de afdelingssecretaresse van de verpleegafdeling Cardiothoracale Chirurgie. U wordt dezelfde of de volgende dag geopereerd.

De operatie

Via de voorbereidingskamer wordt u naar de operatiekamer gebracht. Daar vindt samen met  het operatieteam en u nog een controle plaats in kader van de patiëntveiligheid. Aansluitend zorgt de anesthesist dat u gaat slapen. Hierna gaat de hartchirurg de borstkas corrigeren via de met u afgesproken methode.

Na de operatie

Na de operatie belt de hartchirurg uw contactpersoon over het verloop van de operatie. Gedurende de eerste uur/uren na de operatie ligt u op de uitslaapkamer. Als alle controles van de vitale functies goed zijn gaat u terug naar de verpleegafdeling.

Pijnbestrijding is heel belangrijk bij deze operaties. De verpleegkundige zal regelmatig informeren hoe het met de pijn is. Schroom niet zelf aan te geven als de pijn niet voldoende onder controle is. De verpleegkundige kan dan met de het “acute pijnservice”-team (APS-team)/zaalarts/Verpleegkundig Specialist overleggen over het aanpassen van de pijnmedicatie.

De ingreep aan de borst en/of de staaf die ingebracht wordt kan soms langere tijd een drukkend gevoel geven, wat soms ervaren wordt als een onprettig gevoel. Het drukkende gevoel kan mogelijk niet helemaal worden onderdrukt door de epidurale katheter. Dit drukkende gevoel is echter normaal en kan geen kwaad.

In de dagen na de operatie komt er vanuit de acute pijnservice een specialistische verpleegkundige langs die samen met u bekijkt of de pijnstilling goed werkt en kan er zo nodig de medicatie worden bijgesteld.

Het is belangrijk dat u deze medicijnen op de voorgeschreven tijden inneemt, ook al vind u op dat moment dat de pijn meevalt. Dit zorgt er namelijk voor dat er voldoende pijnstillende medicijnen in uw bloed komen (er wordt een medicatiespiegel opgebouwd). Dit zorgt er ook voor dat de epiduraalkatheter na een aantal dagen verwijderd kan worden.  

Daarnaast kunt u zelf ook uw pijnklachten verminderen en uw herstel bevorderen door te blijven bewegen, ademhalingsoefeningen te doen en afleiding te zoeken. Denk aan muziek luisteren, tv kijken, lezen, spelletjes, wandelen en dergelijke.

Belangrijk is om juist wel te bewegen!

De dag na de operatie wordt de pijnstilling aangepast. U start met tabletten en de tweede dag postoperatief wordt de pijnbestrijding via de epiduraal katheter gestopt.

De patiënten die een Cryo-blockade krijgen starten eerder met extra tabletten.

Uiteindelijk, als u goed bent ingesteld op de pijnbestrijding met tabletten, kunnen plannen worden gemaakt om naar huis te gaan. Door het gebruik van pijnmedicatie in de vorm van opiaten kan er obstipatie (hardlijvigheid) zijn, waardoor u moeilijker ontlasting kunt krijgen. Om dit te voorkomen krijgt u eventueel ook laxeermiddelen om dit te voorkomen.

Na de operatie zult u merken dat niet alles even makkelijk gaat. U kunt zich moe en minder fit voelen. Bewegen kan gevoelig zijn en gaat nog niet zo makkelijk als voor de operatie. Het helpt om de avond van de operatiedag al even op de rand van het bed te gaan zitten, de verpleegkundige helpt u hierbij.

De dag na de operatie gaat u onder begeleiding van de fysiotherapeut een stukje lopen, dit kan hierna ook met de verpleegkundige of iemand van het bezoek. Langere tijd in de stoel zitten is ook al een goede vorm van mobiliseren. Eet daarom op de bedrand, of nog beter: aan tafel. Regelmatig bewegen helpt om makkelijker naar de toilet te kunnen gaan!

Bewegen is dus belangrijk:

  • ’s avonds op de dag van de operatie op de bedrand bed zitten
  • elke dag de oefeningen van de fysiotherapeut doen
  • elke dag aan tafel eten
  • elke dag steeds iets verder lopen
  • de fysiotherapeut zal u hierbij helpen

Overzicht van het opnameprogramma

Samengevat ziet de opname er zo puntsgewijs uit:

  • opname (de dag voor of van operatie)
  • operatiedag
  • ’s avonds, de dag van operatie, even langs het bed zitten
  • iedere dag het mobiliseren uitbreiden
  • eerste of tweede dag na de operatie evaluatie postoperatieve pijn door het APS-team en eventueel staken epidurale pijnbestrijding
  • dag drie na de operatie ontslag controles: eventueel X-thorax, bloedcontrole of ECG
  • dag drie of vier ontslag naar huis
  • fysiotherapie in de thuissituatie voor houdingscorrectie en ademhalingstraining

Mogelijke risico’s en complicaties

Net als iedere andere operatie brengt deze operatie de kans op een infectie met zich mee. Daarnaast kent deze operatie een aantal specifieke risico’s en complicaties:

  • Pneumothorax

Bij een pneumothorax is er sprake van lucht tussen de borstwand en de long. Hierdoor valt de long samen en kan het ademhalen moeilijker zijn. U heeft dan tijdelijk een drain nodig. Dit is een slangetje dat wordt ingebracht om de lucht weg te zuigen. Deze complicatie komt zelden voor (in minder dan 2 tot 4 % van de gevallen) en u geneest hiervan meestal snel. De drain kan meestal snel weer worden verwijderd.

  • Bloeding

U kunt een bloeding krijgen in het operatie gebied. Daarom word direct na de operatie een controlefoto gemaakt en word het ijzergehalte (Hb) in uw bloed gecontroleerd. Deze complicatie komt zeer zelden voor. Er wordt direct actie ondernomen om de bloeding te verhelpen.

  • Het verplaatsen van de stang bij de Nuss bar-methode.

Deze complicatie treedt meestal pas later op. Het komt in 2-4% van de gevallen voor. Soms moet de stang dan extra worden vastgezet.

Figuur 4.

Fixatie opties van de Nuss bar

Leefregels na ontslag

Het is raadzaam om de gebruikelijke dagelijkse activiteiten zo snel mogelijk weer op te pakken, van de fysiotherapeut krijgt u leefregels mee en adviezen om te bewegen. Hoe het herstelproces verloopt, verschilt per persoon. 

Wondgenezing

De operatiewond is meestal dicht als u naar huis gaat. Als de wondranden nog niet gesloten zijn of als er wat vocht uitkomt, legt de verpleegkundige u uit hoe u de wond moet verzorgen. Zo nodig wordt de thuiszorg ingeschakeld voor de wondverzorging.

Gebruik geen poeder en zalf op de wond. Soms kan een draadje van een hechting zichtbaar zijn. Trek er dan niet aan. De hechting lost vanzelf op.

Als de korstjes van de wond af zijn, mag u vitamine E-crème gebruiken om de genezing te bespoedigen en te verbeteren. Deze crème is zonder recept verkrijgbaar bij de drogist of apotheek. Felle zon op de wond kan verkleuring van het litteken geven. Bescherm de wond daarom bij voorkeur tegen de zon.

Pijnbestrijding na ontslag uit het ziekenhuis

De eerste weken kan het noodzakelijk zijn dat u regelmatig nog pijnmedicatie nodig heeft. Het advies is de pijnmedicatie op gezette tijden in te nemen en stapsgewijs af te bouwen. Er kunnen een drietal pijnbestrijders worden voorgeschreven. Namelijk Paracetamol, Naproxen (NSAID) en Oxycodon (Opioïd). De combinatie van de medicijnen  versterkt te werking van elkaar. Bij de ene persoon verloopt het afbouwen van de pijnmedicatie sneller dan bij de ander. Het advies is onderstaand afbouwschema te volgen.

Eerste week na ontslag

  • Paracetamol 4x 1000 mg
  • Naproxen 2x 500 mg (al dan niet met een maagbeschermen Pantoprazol)
  • Oxycodon mga 2x 10 mg

Tweede week na ontslag

  • Paracetamol 4x 1000 mg
  • Naproxen 2x 500 mg (al dan niet met een maagbeschermer Pantoprazol)
  • Oxycodon mga 2x 5 mg

Derde week na ontslag

  • Paracetamol 4x 1000 mg
  • Naproxen 2x 500 mg (al dan niet met een maagbeschermen Pantoprazol)

Vierde week na ontslag

  • Paracetamol 4x 1000 mg

Vijfde week na ontslag

  • kan afhankelijk van de pijn de Paracetamol worden afgebouwd naar 4x 500 mg of worden gestopt

U krijgt maar een beperkt aantal tabletten van de Oxycodon mee. Dit om verslavende effect te beperken. Als na de twee weken na het ontslag toch nog Oxycodon nodig is, dan is het verzoek om dit met uw huisarts te overleggen.

Activiteiten

U krijgt leefregels van de fysiotherapeut mee. Door regelmatig te bewegen krijgt u een betere zal het herstel bevorderen.

Contactsporten worden de eerste 6 maanden afgeraden. Dit geldt ook voor het bezoek aan discotheken, sportwedstijden en andere plekken waar veel mensen samenkomen. De kans op fysiek contact is hier groot, denk aan duwen en trekken. Andere sporten en fitnessen pas na 3-4 maanden weer oppikken. Fietsen en autorijden kan, zodra normale bewegingen van de borstkas en schouders mogelijk zijn. Meestal is dit na 3 tot 4 weken. Gedurende drie maanden mag u niet zwaar tillen (niet meer dan 5 kg).

Ter voorbereiding op de operatie en de revalidatie na de operatie, is het goed om thuis al het informatiefilmpje van het mobiliseren te bekijken. Met de onderstaande QR-code word u doorgelinkt naar het informatiefilmpje.

Slapen

De eerste weken/maanden na de operatie kan het moeilijk zijn om op uw zij te liggen of te slapen. Er komt vanzelf een tijd dat het pijnloos zal gaan.

Hoesten, lachen, niezen

Als er een grotere druk op de borstkas komt, kan dit pijnlijk zijn. Denk aan hoesten, niezen, persen of lachen. Door tegendruk te geven met de eigen handen en/of met een klein kussentje is de pijn minder.

Douchen en baden

Thuis mag u douchen. Wacht met het nemen van een bad tot 4 weken na de operatie, als de wond helemaal genezen is. De wondranden kunnen anders week worden.

Vliegen

Op vliegvelden wordt de Nuss bar tijdens de douanecontrole altijd gedetecteerd. Documentatie is in de praktijk vaak niet nodig.

Wanneer neemt u direct contact op?

Als u in de periode tussen het ontslag en de eerste nacontrole last heeft van een of meer van de volgende verschijnselen:

  • Koorts hoger dan 38,5 °C.
  • Wonden die rood, dik en pijnlijk worden of waar helder of troebel vocht uitkomt.
  • Toename van wondpijn.
  • Toename van kortademigheid bij inspanning of in rust.
  • Toenemende hoest en het opgeven van geel of groen slijm

neemt u contact op:

  • tijdens kantooruren met uw huisarts of de poli hartchirurgie
  • buiten kantooruren met de huisartsenpost

Controleafspraak

De eerste controle is na ongeveer zes weken op de polikliniek Cardiothoracale Chirurgie. U krijgt hiervoor een afspraak mee bij het ontslag. Vooraf aan de controle dient een X-thorax gemaakt te worden.

Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij bieden tal van opleidingsmogelijkheden voor artsen, verpleegkundigen en paramedische beroepen en werken daarin nauw samen met opleidingscentra en –ziekenhuizen in de regio. Dit kan betekenen dat uw behandeling, onderzoek of operatie (mede)uitgevoerd wordt door een zorgverlener in opleiding. Denk hierbij aan een arts in opleiding tot specialist, een co-assistent of een verpleegkundige in opleiding. Veiligheid is het allerbelangrijkste, daarom staat de zorgverlener in opleiding altijd onder supervisie van een gekwalificeerde zorgverlener. Indien u niet wenst geholpen te worden door een zorgverlener in opleiding, kunt u dit aangeven bij uw behandelend arts.

Vragen? Neem dan contact op met de polikliniek Cardiothoracale chirurgie.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl

Secretariaat Cardiothoracale chirurgie, wondpolikliniek
040 – 239 86 80 (maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur)

Verpleegafdeling Cardiothoracale chirurgie
040 – 239 76 00

Polikliniek Pijngeneeskunde
040 – 239 85 00

Spoedeisende Hulp (SEH)
040 – 239 96 00

Routenummer(s) en overige informatie kunt u vinden op www.catharinaziekenhuis.nl/hartenvaatcentrum


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden