Radiotherapie (Folder)

Catharina Kanker Instituut Radiotherapie
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Radiotherapie (Folder)

U bent door uw arts verwezen naar de afdeling Radiotherapie voor een bestralingsbehandeling. In deze folder leest u meer informatie over de bestralingen.

Wat houdt bestraling (radiotherapie) in?

Bestraling (radiotherapie) is de behandeling van kanker met straling. Het doel van bestraling is om kankercellen te doden en daarbij gezonde cellen zoveel mogelijk te sparen. 

Op welke manier wordt u bestraald?

Bij u is er sprake van uitwendige bestraling. U wordt van buitenaf bestraald, door de huid heen. De uitwendige bestralingen worden uitgevoerd met bestralingstoestellen (lineaire versnellers).

Hoe werkt bestraling?

Het DNA in een cel zorgt voor de aansturing van de cel. Bestraling beschadigt het DNA. Als het DNA veel schade oploopt, kunnen cellen niet meer delen en gaan ze dood.

Kankercellen zijn gevoeliger voor bestraling dan gezonde cellen. Kankercellen kunnen minder goed herstellen van de schade van straling dan gezonde cellen.

Meestal wordt de bestralingsdosis niet in één keer gegeven, maar in gedeelten (zittingen). Al deze zittingen bij elkaar heten een bestralingsserie. Uw radiotherapeut stelt het aantal zittingen aan het begin van de behandeling vast. De duur van de behandeling zegt niets over de ernst van uw ziekte.

Welke soorten uitwendige straling gebruiken wij op de afdeling?

Er zijn twee soorten uitwendige bestraling. Fotonenstraling en elektronenstraling. Het belangrijkste verschil is dat fotonenstraling diep in het lichaam doordringt en de elektronenstraling minder diep (enkele millimeters tot enkele centimeters diep).

De eerste keer dat u op de afdeling Radiotherapie komt

Bestraling

Voor een bestralingsbehandeling moet u meerdere keren naar het ziekenhuis komen. Uw bestralingsarts (radiotherapeut) vertelt u hoe vaak u bestraald wordt.

Per persoon kan de behandeling verschillen. Dit hangt onder andere af van de kenmerken van de tumor, uw leeftijd, conditie en het stadium van uw ziekte. De behandeling wordt voor u op maat gemaakt.

Kennismaking met uw radiotherapeut

Voor het gesprek met de radiotherapeut meldt u zich bij de balie van de afdeling Radiotherapie. Bij het eerste gesprek maakt u kennis met uw radiotherapeut.

Uw radiotherapeut bespreekt met u:

  • de behandelmogelijkheden
  • het doel van de bestraling
  • het aantal bestralingen
  • het verloop van de bestraling
  • mogelijke bijwerkingen

Uw radiotherapeut wil ook tijdens uw behandeling weten hoe het met u gaat. Daarom spreekt u uw radiotherapeut regelmatig.

Na het gesprek krijgt u een voorbereidende CT-scan. Deze is nodig om een bestralingsplan te kunnen maken.

Afspraken

Om uzelf te kunnen aanmelden bij de afdeling Radiotherapie heeft u een geldig legitimatiebewijs nodig. Bij de eerste bestraling krijgt u een brief met alle afspraken voor de bestralingen.

Wie helpen u?

Op de afdeling Radiotherapie werken veel mensen met allerlei verschillende beroepen. Een aantal van hen zult u tegenkomen. Anderen werken vooral op de achtergrond.

De mensen die u waarschijnlijk tegenkomt zijn:

  • uw radiotherapeut
  • radiotherapeutisch laboranten, zij helpen u tijdens onderzoeken en de bestraling
  • mouldroommedewerker
  • polikliniekassistenten
  • baliemedewerkers

Verhinderd

Kunt u om dringende redenen niet naar uw afspraak komen? Geef dit dan zo snel mogelijk door aan de afdeling Radiotherapie. Wij zijn op werkdagen tijdens kantooruren bereikbaar.

De voorbereidingen op de bestraling

Voordat u kunt beginnen met de bestraling, zijn er twee of meer voorbereidingen nodig. Uw radiotherapeut bespreekt deze met u:

  • het maken van hulpstukken zoals maskers, steunen en hulpmiddelen voor het richten van de straling op de moulagekamer (mouldroom);
  • bepaling van het te bestralen gebied met behulp van de CT-scan;
  • CT-scan met volle blaas bij bestraling van een tumor in het kleine bekken;
  • het bestralingsplan.

De voorbereidingen kosten tijd. Hierdoor begint de bestraling meestal een week na het maken van de CT-scan.

Wat gebeurt er op de moulagekamer (mouldroom)?

Op de mouldroom worden maskers, steuntjes, bolus en andere hulpmiddelen gemaakt. Alle hulpmiddelen worden op maat gemaakt.

Masker

Voor de bestraling op het hoofd of de hals maken we een masker. Dit doen we om twee redenen:

  1. uw hoofd moet zo stil mogelijk en steeds in dezelfde stand blijven liggen;
  2. wij willen geen lijnen op uw hoofd of in uw gezicht tekenen. Dat doen wij op het masker.

Het maken van het masker duurt ongeveer 15 minuten. Het masker is van kunststof gemaakt.

RTH009 1305A.JPGEen masker gemaakt op de mouldroom

Steuntjes

Bij sommige bestralingen ondersteunen we het lichaam. Daarvoor maken wij speciale steuntjes. Om te voorkomen dat het steuntje beschadigd raakt, mag u geen sieraden dragen.

Bolus

Straling heeft als eigenschap dat de hoogste dosis onder de huid wordt afgegeven. Wanneer de hoogste dosis in de huid moet komen, leggen we een lap gietrubber over de huid heen. Door die lap gietrubber (bolus) komt de hoogste dosis in de huid. Op de mouldroom wordt de bolus gemaakt. De mouldroommedewerker vertelt u precies wat hij gaat doen. Het maken van de bolus duurt tussen de 15 en 30 minuten.

Hulpmiddelen voor het richten van de straling

Bij bestralingen met elektronenstraling is het nodig om een hulpmiddel te maken op de huid om de bestraling te verdelen of te begrenzen. Het gaat meestal om een loodafdekking die delen van het lichaam afschermt die niet mee bestraald hoeven te worden.

Bijna alle mensen die met elektronen bestraald worden, komen eerst op de mouldroom.

Wat gebeurt er tijdens de CT-scan?

We maken een CT-scan van het te bestralen gebied. De beelden van de CT-scan gebruiken we om een bestralingsplan te maken.

U komt voor het maken van de scan op een tafel te liggen. Tijdens de CT-scan en de bestraling moet u stil liggen. We proberen er daarom voor te zorgen dat u zo ontspannen mogelijk ligt.

DSC_6472A.jpg
CT-scan

Voordat we de CT-scan maken, zetten we kleine tatoeagepuntjes  en eventueel inktlijnen op uw lichaam. Dit is nodig om elke dag precies hetzelfde gebied te bestralen. U mag de lijnen er niet afwassen. De inkt geeft af en trekt in de kleding. Het is moeilijk om deze vlekken uit de kleding te wassen. Houdt u daar met de keuze van uw kleding rekening mee.
U kunt zich douchen met zeep of in bad gaan. Ook mag u zwemmen. Let u op dat u de lijnen er niet afwast.

De CT-scan en het aantekenen duren samen ongeveer 20 minuten. Na de CT-scan kunt u naar huis.

Bij de voorbereidingen doet u uw schoenen uit. U kunt slippers of pantoffels meenemen als u niet op sokken wilt lopen. Van de laborant hoort u welke kleding u uittrekt.

Waarom is het belangrijk om een volle blaas te hebben bij de bestraling in het bekken?

Voor sommige bestralingen in het bekken is het nodig om een volle blaas te hebben. U hoort van uw radiotherapeut of een volle blaas bij u belangrijk is. Er zijn twee redenen waarom een volle blaas belangrijk kan zijn.

  1. Een gevulde blaas drukt de darmen voor een deel uit het bestralingsgebied. Hierdoor is er minder kans op bijwerkingen van uw darmen.
  2. Een ongeveer gelijke blaas- en endeldarmvulling is belangrijk voor de nauwkeurigheid van de bestralingen.

Het volgende advies geldt voor de CT-scan en ook voor de bestralingen. Als voor u het hebben van een volle blaas nodig is, volgt u de onderstaande opdracht:

Ga thuis één uur voor de behandeling naar het toilet om te plassen en zo mogelijk uw ontlasting kwijt te raken. . Daarna drinkt u meteen 2 glazen water (in totaal ongeveer 250-400 cc). U plast niet meer uit totdat u bestraald bent. Het is dus belangrijk dat u een volle blaas heeft en uw darmen zo leeg mogelijk zijn.

U mag weer naar het toilet na het maken van de CT-scan of na de bestraling. Het is erg belangrijk dat u gedurende de dag 1,5-2 liter vocht drinkt. De bovenstaande 2 glazen water zijn hierin meegeteld.

Wat gebeurt er achter de schermen?

Het maken van het bestralingsplan

De radiotherapeut, klinisch fysicus en laborant maken een bestralingsplan met de computer. Hiervoor gebruiken we de beelden van de CT-scan. In een bestralingsplan staat precies hoeveel bestralingsdosis er in het bestralingsgebied komt en hoe de straling verdeeld is. Het bestralingsplan gebruiken we elke dag waarop de bestralingen plaatsvinden.

Bestralingen

De bestralingen

Met de bestralingstoestellen kunnen we bestralen met twee soorten straling:

  • fotonenstraling (ook wel röntgenstraling genoemd)
  • elektronenstraling

Fotonenstraling kan diep in het lichaam dringen. Deze straling gebruiken we bij tumoren die diep in het lichaam liggen.

Elektronenstraling dringt veel minder diep het lichaam in. Deze straling gebruiken we bij oppervlakkig gelegen tumoren.

Nadat u zichzelf heeft aangemeld, gaat u in de wachtruimte zitten. Een radiotherapeutisch laborant komt u daar ophalen. Bij de eerste bestraling legt de laborant u nogmaals uit wat er gaat gebeuren.

Bestraling met het bestralingstoestel

Wat gebeurt er als we u bestralen met fotonenstraling?

Als we u gaan bestralen, gebeurt er het volgende:

  • U gaat op de behandeltafel liggen.
  • De laboranten zorgen ervoor dat u precies hetzelfde ligt als op de CT-scan. Hiervoor kijken ze naar de laserlijnen die uit de muur komen en naar de tatoeagepuntjes en de eventuele lijntjes op uw huid of op het masker.
  • Zij stellen zo nauwkeurig mogelijk in en gebruiken hiervoor ook het bestralingsplan en de computergegevens van het bestralingstoestel.
  • daarna bent u alleen in de ruimte. We vragen u om stil te blijven liggen. De laboranten kunnen u zien en horen;
  • We maken een scan om uw houding te controleren.
  • Daarna draaien we het toestel om u heen en beginnen we met de bestraling. U hoort dan alleen het geluid van het toestel. Verder merkt u niets van de bestraling. We kunnen het toestel stilzetten en de bestraling onderbreken (bijvoorbeeld bij een hoestbui).
  • Is de bestraling klaar? Dan stopt het toestel automatisch.
  • Alles bij elkaar duurt de behandeling per keer tussen de 10 en 35 minuten.

Door de bestraling wordt u niet radioactief. Op het moment dat het toestel stopt, is de straling verdwenen. Er is geen straling meer voor u en uw omgeving.

Wat gebeurt er als we u bestralen met elektronenstraling?

Al we u gaan bestralen, gebeurt er het volgende:

  • U gaat op de behandeltafel liggen.
  • De laboranten zorgen ervoor dat u precies hetzelfde ligt als op de CT-scan. Hiervoor kijken de laboranten naar de tekening die bij op de huid staat of op het masker. Ze gebruiken ook de eventuele hulpmiddelen die gemaakt zijn voor u in de mouldroom. Het kan enige tijd duren voordat wij u in de goede houding hebben gelegd.
  • Bij sommige bestralingen met elektronenstraling komt u niet op de CT-scan en bepalen wij uw houding op het bestralingstoestel.
  • Aan het bestralingstoestel hangt een rekje. De onderkant van dit rekje raakt de huid of het hulpmiddel op de huid.
  • Daarna bent u alleen in de ruimte. We vragen u om stil te blijven liggen. De laboranten kunnen u zien en horen.
  • We beginnen dan met de bestraling. U hoort alleen het geluid van het toestel. Verder merkt u niets van de bestraling. We kunnen het toestel stilzetten en de bestraling onderbreken (bijvoorbeeld bij een hoestbui).
  • Is de bestraling klaar? Dan stopt het toestel automatisch.
  • Alles bij elkaar duurt de behandeling per keer tussen de 10 en 30 minuten.

Door de bestraling wordt u niet radioactief. Op het moment dat het toestel stopt, is de straling verdwenen. Er is geen straling meer voor u en uw omgeving.

Mogelijke bijwerkingen van bestraling

Mogelijke bijwerkingen op korte termijn (tijdens de bestraling tot weken daarna)

Tijdens en na de bestralingsperiode kunnen bijwerkingen optreden. Niet iedereen krijgt bijwerkingen. De bijwerkingen kunnen bij iedereen anders zijn. Meestal krijgt u niet meteen last van bijwerkingen, maar pas na een paar weken. Als iets niet duidelijk is, vraag het dan aan uw arts (radiotherapeut) of aan de laboranten.

Vermoeidheid

Vermoeidheid komt vaak voor als bijwerking van bestraling. U kunt ook nog moe zijn nadat u al klaar bent met de bestraling. Dit gaat meestal vanzelf weer over.

 Tips bij vermoeidheid
  • Probeer te bewegen. Dit kunt u doen door te wandelen of te sporten.
  • Doe de dingen die u normaal ook doet, maar wel rustig.
Haaruitval (alleen in het bestraalde gebied)

Alleen in het gebied waar u bestraald wordt, kan uw haar uitvallen. Dit gebeurt niet meteen na het starten van de behandeling. Na ongeveer twee weken bestralen kan haaruitval ontstaan. Bij bestraling van het hoofd kunt u een pruik aanvragen. Wij kunnen u daarmee helpen.

Reactie van de huid

Soms ontstaat er jeuk of een branderig gevoel in de huid. Ook kan de huid door de bestraling rood kleuren. Die roodheid verdwijnt meestal vanzelf binnen 3 weken na de bestraling. Bij mensen die snel bruinen door de zon, treedt door bestraling soms ook een bruine verkleuring van de huid op. Deze bruine kleur wordt na de bestraling steeds lichter, maar kan soms wel een jaar zichtbaar blijven.

De huid kan stuk gaan. Dit gebeurt zelden.
De heftigste huidreactie ontstaat meestal aan het eind van de behandeling of in de week erna. Ook heftige huidreacties genezen volledig binnen enkele weken na het einde van de bestraling.

Tips

Onderstaande tips gelden wanneer u aan uw huid geen reacties ziet of bemerkt.

Als u wel reacties ziet of bemerkt, overleg dan met uw radiotherapeut of de laborant op het bestralingstoestel.

  • U mag zwemmen, in bad, in een hottub of naar de sauna.
  • Douchen: u mag zeep gebruiken.
  • Plak geen pleister in het bestralingsgebied.
  • Trek geen stugge kleding aan.
  • Probeer bij jeuk niet te krabben. Als u jeuk heeft, zeg het tegen uw radiotherapeut of laborant.
  • U mag de bestraalde huid insmeren met een verzachtende crème of makkelijk uitsmeerbare zalf. De meest gebruikte en bij de drogist verkrijgbare producten zijn:
    • Cetomacrogol crème
    • Bepanthen crème
    • Calendula crème
    • Aloevera crème of gel
    • Flamigel
  • Elektrisch en nat scheren zijn beide toegestaan.
  • U mag deodorant gebruiken.
  • Overmatig in de zon is voor niemand goed. U mag in de zon, maar gebruik dan
    een zonnebrandcrème met factor 30 of hoger op de bestraalde huid.
Lymfoedeem (vochtophoping)

Lymfoedeem is een aandoening die kan ontstaan door de behandeling tegen kanker. Er hopen zich dan vocht en eiwitten op, bijvoorbeeld in een arm, been, de romp of in de hals. Hier kunnen klachten door ontstaan met gevolgen voor uw dagelijkse leven. De klachten kunnen zijn:

  • zwelling
  • vermoeidheid en een zwaar gevoel
  • pijn
  • minder goed kunnen bewegen
Wanneer heeft u kans op lymfoedeem?

U heeft kans op lymfoedeem als de lymfklieren en een deel van de lymfvaten zijn weggehaald of beschadigd zijn door de kankerbehandeling. De kans dat lymfoedeem ontstaat door bestraling is onder andere afhankelijk van:

  • de plaats van bestraling;
  • de dosis van de bestraling;
  • of er ook in dat gebied geopereerd is.

Deze klachten treden soms pas enkele jaren na de behandeling op. Lymfoedeem kan ook ontstaan als een tumor of uitzaaiingen lymfevaten dichtdrukken. Er zijn verschillende mogelijkheden voor behandeling van lymfoedeem. U kunt dit met uw behandelend arts bespreken.

Droge mond en hinderlijke slijmvorming (bestraling van speekselklieren, mond en keel)

Een droge mond ontstaat als u niet genoeg speeksel aanmaakt. Dit gaat vaak samen met verandering van smaak en verminderde eetlust.

Bij bestraling op de speekselklieren ontstaat snel het gevoel van een droge mond. Soms al in de eerste bestralingsweek. Geleidelijk neemt dit gevoel toe.

De klacht hangt af van het aantal bestraalde speekselklieren en de stralingsdosis. 

Bij een lage stralingsdosis zal de klacht tijdelijk zijn. Bij een hogere stralingsdosis kan de droge mond blijvend zijn.

Als we u bestralen op de mondholte en de speekselklieren maakt de radiotherapeut een afspraak voor u bij de kaakchirurg en mondhygiëniste. Zij begeleiden u om beschadiging en ontsteking van uw gebit en slijmvlies zo veel mogelijk te voorkomen. Ook vindt er vaak begeleiding van een diëtiste plaats.

Tips bij een droge mond
  • Drink regelmatig tussen de maaltijden.
  • Zorg ervoor dat u altijd wat te drinken bij de hand hebt, ook ’s nachts.
  • Drink iets bij elke hap vast voedsel.
  • Gebruik jus of saus bij de warme maaltijd.
  • Gebruik op het brood smeuïg beleg of neem in plaats van brood, pap, yoghurt of vla .
  • Suikervrije kauwgom kan helpen.
  • Zorg voor een goede luchtbevochtiging in huis, zet bijvoorbeeld een bakje water op de radiator.
  • Wrijf de lippen in met cacaoboter.
Tips bij hinderlijke slijmvorming
  • Spoel de mond regelmatig met water, mineraalwater, kamillethee of thee met citroen.
  • Pap, vla en zure melkproducten als yoghurt, kwark, karnemelk geven minder problemen dan gewone melk.
  • Vermijd zoete etenswaren.
 Slikklachten (bestraling van mond, keel of slokdarm)

Als we u bestralen op uw mond, keel of slokdarm ontstaan er na een paar weken slikklachten. Slikken is dan pijnlijk. Dit komt doordat de slijmvliezen van uw mond, keel of slokdarm geïrriteerd raken door de bestraling. Vertel het aan uw radiotherapeut als doorslikken een probleem wordt.

Nadat de bestralingen klaar zijn, verdwijnen de slikklachten langzaam weer.

Tips bij slikklachten
  • Rook niet en gebruik geen sterke drank.
  • Eet geen scherpe kruiden te eten zoals peper en mosterd. Groene kruiden zijn meestal niet pijnlijk bij het slikken.
  • Citrusvruchten (sinaasappel, grapefruit) kunnen te scherp zijn.
  • Gebruik voeding en dranken op kamertemperatuur.
  • Eet rustig en kauw goed.
  • Het doorslikken van voedsel gaat makkelijker samen met een sausje of mayonaise.
  • Kamillethee en bosbessensap zijn zachte dranken.
Hoesten

Bestraling van de luchtwegen of longen kan tot hoesten leiden. Dat kan een droge hoest zijn, maar u kunt ook juist last hebben van slijmvorming. Wanneer u vóór de bestraling regelmatig hoest, verergert dit mogelijk tijdens de behandeling. De hoest die wordt veroorzaakt door de bestraling is meestal tijdelijk.

Tips bij hoesten
  • Zorg voor zo weinig mogelijk stof in uw omgeving.
  • Vermijd spuitbussen met bijvoorbeeld haarspray, deodorant of luchtverfrisser.
  • Stop met roken en voorkom meeroken.
  • Zorg dat het slijm minder dik wordt. Dit kan door:
    • minder of geen melk en zuivelproducten te gebruiken;
    • door genoeg te drinken.
  • Vraag zo nodig aan uw radiotherapeut een middel om de hoest tegen te gaan.
Bijwerkingen in relatie tot de voeding

Radiotherapie kan soms misselijkheid en/of diarree veroorzaken. Dat hangt onder andere af van de plaats van bestraling.

De radiotherapeut verwijst u  zo nodig naar een diëtiste voor voedingsadviezen als dat nodig is.

Verminderde eetlust

Radiotherapie kan soms de eetlust verminderen. Dit is tijdelijk en verdwijnt geleidelijk. Zelfs als u enkele dagen minder eet, is er geen reden om ongerust te zijn. Het lichaam beschikt over veerkracht om een periode van slecht eten te doorstaan. Als de verminderde eetlust langer dan 3 dagen aanhoudt, kan een diëtiste helpen. Probeer steeds voldoende te blijven drinken. Een richtlijn is 1,5-2 liter per dag.

Tips om de eetlust te bevorderen
  • Maak een wandeling of doe enkele lichamelijke oefeningen voor het eten.
  • Schep niet te veel eten op uw bord.
  • Drink niets een uur voor het eten.
  • Breng zoveel mogelijk afwisseling aan in uw voeding; dit voorkomt verveling. Probeer eens een nieuw recept.
Tips voor als u afgevallen bent
  • Kies voedsel met veel energie (calorieën) zoals volle melkproducten, vettere vleessoorten, volvette kaas.
  • Kies geen voedsel dat snel een vol gevoel geeft zoals rauwkost, vers fruit en koolzuurhoudende dranken. Gebruik gekookte groenten (met boter) en vruchtensap (met suiker).
  • Gebruik suiker in gerechten en dranken.
  • Gebruik ruim roomboter of margarine (in plaats van halvarine).
  • Gebruik ruim broodbeleg.
  • Neem tussendoor iets extra’s bij de thee of de koffie.
  • Praat met uw radiotherapeut als u blijft afvallen.
Misselijkheid (bij buikbestraling)

Meestal hebben patiënten tijdens de radiotherapie geen last van misselijkheid. Deze klacht kan wel bij buikbestraling voorkomen . De misselijkheid begint dan ongeveer één uur na de bestraling en is meestal een paar uur later weer over.

Tips bij misselijkheid
  • Eet niet of minder als u misselijk bent.
  • Gebruik per dag meerdere kleine maaltijden.
  • Drink voldoende. Richtlijn is 1,5-2 liter per dag.
  • Vaak staan warme gerechten tegen; een boterham met bijvoorbeeld kaas en tomaat of een salade smaken soms beter.
  • Vermijd geuren van parfums, schoonmaakmiddelen, koffie of kookluchtjes. Deze kunnen misselijkheid verergeren.
  • Rust wanneer u zich misselijk voelt.
  • Zorg voor afleiding (muziek, televisie, handwerk, enz.).
  • Zorg voor voldoende frisse lucht in huis.
  • Praat met uw radiotherapeut wanneer u misselijk bent op andere dagen dan de dagen waarop u bestraald wordt; er kan soms een andere oorzaak zijn voor uw misselijkheid.
Reactie van de darmen (bij buikbestraling)

Bij bestraling van de buik kunnen de darmen vervelend gaan reageren. U kunt hierdoor last krijgen van:

  • rommelen in de buik doordat de darmen hevig bewegen;
  • buikkrampen;
  • loze aandrang. U zal steeds vaker het gevoel hebben om naar het toilet te moeten;
  • dunne ontlasting of diarree.

 Na afloop van de bestralingen, verdwijnen de klachten geleidelijk vanzelf.

Tips bij vaak ontlasting en diarree
  • Gebruik meerdere kleine maaltijden per dag.
  • Drink voldoende vocht (richtlijn is 1,5-2 liter per dag) en neem hier een beschuit, soepstengel, droog koekje of wat stokbrood bij waardoor het vocht wordt gebonden.
  • Snijd het voedsel zo fijn mogelijk en kauw goed.
  • Eet rustig en neem ruim de tijd voor de maaltijd.

Vraag de radiotherapeut om advies bij heftige of aanhoudende diarreeklachten. 

Reacties van de blaas en urineleiders

Bij bestraling in het gebied van de blaas, endeldarm, prostaat en geslachtsorganen kunt u klachten krijgen die lijken op een blaasontsteking. U kunt de volgende klachten krijgen:

  • pijn bij het plassen, een schrijnend gevoel;
  • vaker plassen, ook ’s nachts;
  • niet helemaal uit kunnen plassen.
Mogelijke bijwerkingen op lange termijn (maanden, jaren na de bestralingen)
Bestralingslongontsteking

Bij sommige patiënten die op de borstkast bestraald worden, ontstaat een longontsteking door de bestraling. De klachten kunnen hetzelfde zijn als bij een ‘gewone’ longontsteking:

  • koorts
  • hoesten
  • vermoeidheid
  • kortademigheid

De klachten kunnen 2 maanden tot een jaar na de bestraling ontstaan. Soms is behandeling met een ontstekingsremmer (prednison) nodig.

Pijn in de borstkast en ribben

Bij bestraling van een tumor in de buurt van de ribben kan er pijn in de ribben ontstaan. Dit kan blijvend zijn. Soms ontstaat er een ribbreuk.

Veranderd ontlastingspatroon (de hoeveelheid, pijn of andere klachten)

Bij sommige patiënten die op de buik worden bestraald, blijft het ontlastingspatroon anders dan ze gewend waren. Ook na het einde van de behandeling. Bijvoorbeeld vaker dan voorheen. Ook lukt het soms niet meer om de ontlasting bij aandrang lang op te houden. Er kan ook blijvende slijmafscheiding voorkomen. Soms kunnen medicijnen de klachten verminderen. Soms kan het aanpassen van de voeding de klachten verminderen. Praat erover met uw arts.

Bloedverlies bij de ontlasting

Sommige patiënten die op de buik bestraald zijn, hebben bloed bij de ontlasting. Dit komt doordat er kleine beschadigingen zijn ontstaan in het slijmvlies van de endeldarm. Het is hierbij belangrijk dat de ontlasting niet te hard wordt. Harde ontlasting beschadigt het slijmvlies eerder dan zachte ontlasting. Als het een klein beetje bloedverlies is en niet vaak voorkomt, is er geen aanvullende behandeling nodig.

Bloedverdunners kunnen het bloedverlies verergeren. Als het bloedverlies groot is, kan er iets aan gedaan worden. Zoals het dichtbranden van kwetsbare bloedvaatjes met een laser.

Erectiestoornissen

Bij mannen die op hun onderbuik bestraald worden, kunnen problemen met de erecties optreden. Die erectiestoornissen kunnen blijvend zijn door beschadiging van de kleine bloedvaten die de penis van bloed voorzien. Ook kunnen medicijnen erectiestoornissen veroorzaken.

Gynaecologische problemen

Bestraling van de onderbuik bij vrouwen kan meerdere gevolgen hebben, waaronder:

  • verkleving van de slijmvliezen van de schede (vagina). De bestraling kan leiden tot verkleving (tegen elkaar plakken) van de slijmvliezen. In het bovenste gedeelte van de schede ontstaat dan littekenweefsel. De vagina kan hierdoor nauwer, korter en minder elastisch worden. Hierdoor kan seksuele gemeenschap (penetratie) lastig worden of zelfs niet meer mogelijk zijn. De problemen kunnen in de loop van maanden tot jaren na de bestraling ontstaan. Met een hulpmiddel (pelotte) kan het ontstaan van verklevingen meestal voorkomen worden. Bespreek dit met uw arts;
  • het vervroegd optreden van de overgang (menopauze). De bestraling kan er toe leiden dat uw eierstokken eerder dan normaal geen (of minder) hormonen aanmaken. Hierdoor kan u vervroegd in de overgang raken.
Mogelijke gevolgen van de overgang zijn:
  • drogere slijmvliezen met minder vochtig worden van de vagina tijdens het vrijen;
  • kans op bloedverlies tijdens/na gemeenschap doordat de vagina droger is;
  • opvliegers, (versnelde) botontkalking, stemmingswisselingen.

Praat erover met uw arts.

Seksualiteit en voortplaning

Kanker en de behandeling ervan kunnen invloed hebben op de seksualiteitsbeleving en voortplanting. Dit kunt u met uw radiotherapeut bespreken.

Wanneer neemt u contact op?

Het is belangrijk om op tijd met uw radiotherapeut te praten:

  • als uw ziekte of de radiotherapie nieuwe klachten veroorzaakt;
  • als u, zonder dat dit de bedoeling is, vermagert in korte tijd;
  • als u heftig braakt;
  • als u heftige diarree heeft;
  • als u eenzijdig eet.
Nazorg en Resultaten

Het resultaat van de bestraling is niet direct te zien. Bespreek met uw radiotherapeut hoe het resultaat van de behandeling wordt vastgesteld.

Uw controle afspraak bij de radiotherapeut staat op uw afsprakenbrief.

Controle afspraak

Het is erg belangrijk dat u na de behandeling onder controle blijft. Dit gebeurt vaak via uw verwijzende dokter.

Na uw behandeling komt u op controle bij uw radiotherapeut of heeft u een telefonische afspraak. 

Voorlichtingsvideo’s

Voor voorlichtingsvideo’s van de afdeling Radiotherapie kijkt u op; https://www.catharinaziekenhuis.nl/patientenfolders/voorlichtingsvideos-radiotherapie/

Infopunt Leven met kanker

In de hal van het Catharina Kanker Instituut is een informatiepunt ingericht. Hier kunt u terecht als u extra informatie over nazorg wilt ontvangen. In dit informatiepunt zitten vrijwilligers van inloophuis de Eik die u graag helpen of een praatje met u maken. Meer informatie leest u op de website van het Infopunt (https://www.catharinaziekenhuis.nl/infopunt-leven-met-kanker/).

De griepprik

De griepprik of andere vaccinaties kunt u gewoon tijdens en na de radiotherapie laten zetten. Als u koorts heeft of allergisch bent voor de vaccinatie dan neemt u de prik niet. Als u chemotherapie krijgt, overleg dan met uw oncoloog of u de prik mag nemen.

Ter beschikking stellen gegevens aan derden

Medische gegevens worden alleen anoniem aan derden verstrekt, zoals overheidsinstanties en zorgverzekeraars. In sommige gevallen worden deze gegevens voorzien van een code, zoals bij de Nederlandse Kankerregistratie. Hierbij wordt informatie verstrekt over de ziekte, de behandeling en het verloop van de behandeling bij kankerpatiënten. Registratie is een belangrijk instrument voor het verkrijgen van inzicht in het vóórkomen en behandelen van ziekten. Als u niet wilt dat uw gegevens worden gebruikt, kunt u dit kenbaar maken bij uw behandelend arts. De arts maakt een aantekening in uw medisch dossier dat uw gegevens niet worden geregistreerd.

Medische gegevens

De gegevens over uw behandeling worden permanent bewaard. Uw huisarts en uw specialisten worden op de hoogte gehouden van uw behandeling. Ook wanneer u op het spreekuur komt, stuurt uw radiotherapeut, indien nodig, een bericht naar uw huisarts en de medisch specialisten bij wie u bekend bent.

Daarnaast houdt de Regionale Kankerregistratie bij hoe vaak en waar de verschillende vormen van kanker in Nederland voorkomen. Ook worden de behandelingsresultaten geregistreerd. Het uiteindelijke doel is om met deze gegevens de behandeling van mensen met kanker te verbeteren.

Zonder uw uitdrukkelijk schriftelijk toestemming wordt door uw radiotherapeut geen informatie verstrekt aan anderen dan uw huisarts, specialist(en) en Regionale Kankerregistratie (dus niet aan controlerend artsen, bedrijfs-, of keuringsartsen).

Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij leiden artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners op. Dit betekent dat ook een zorgverlener in opleiding uw behandeling, onderzoek of operatie kan uitvoeren. Maar dit is niet altijd zo. Uw veiligheid staat altijd bij ons voorop. Als een zorgverlener in opleiding u helpt, werkt deze altijd onder begeleiding van een gediplomeerd zorgverlener. Als u niet wilt dat een zorgverlener in opleiding u helpt, dan kunt u dit met uw arts bespreken.

Vragen

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, aarzel dan niet om deze met uw radiotherapeut te bespreken.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
040 – 239 9111
www.catharinaziekenhuis.nl

Afdeling Radiotherapie
040 – 239 6400

Routenummer(s) en overige informatie over de afdeling Radiotherapie vindt u op www.catharinaziekenhuis.nl/radiotherapie 


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden