Carpaaltunnelsyndroom

Heeft u pijn, tintelingen of doofheid in de hand? Wordt u er ’s nachts wakker van? Moet u dan wapperen met de handen? Mogelijk heeft u een carpaaltunnelsyndroom.

Carpaaltunnelsyndroom is een veel voorkomende oorzaak van doofheid, pijn en/of tintelingen in de hand. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De carpale tunnel is een nauwe tunnel in de pols. De bodem en zijkant van de tunnel worden gevormd door botjes: de zogenaamde handwortelbeentjes (carpalia). De bovenzijde van de tunnel wordt gevormd door een sterke plaat bindweefsel dat het dwarse carpale ligament (transverse carpale ligament) heet. Een grote zenuw uit de arm (nervus medianus) loopt vanuit de onderarm via deze tunnel in de pols naar de hand. Deze zenuw zorgt voor het gevoel in de handpalm en de palmzijde van de middelste vingers. Deze zenuw regelt ook de spierbewegingen aan de basis van de duim.

Oorzaken

Carpaaltunnelsyndroom ontstaat door zwelling van weefsels in de pols. Meestal is dit het slijmvlies rondom de pezen (synovium). Dit drukt de tunnel dicht. Normaal zorgt het slijmvlies voor smering van de pezen waardoor de vingers soepel kunnen bewegen. Omdat de ruimte in de tunnel beperkt is, raakt in geval van zwelling van dit slijmvlies de zenuw bekneld. Verschillende oorzaken dragen bij aan het ontstaan van een carpaaltunnelsyndroom:

  • Erfelijkheid; bij sommige mensen is de tunnel in aanleg al nauw en hoeft er maar weinig te gebeuren om beknelling van de zenuw te krijgen.
  • Een polsbreuk waarbij de middenhandsbeentjes verschuiven.
  • Het veelvuldig gebruiken/bewegen van de hand.
  • Hormoonveranderingen, vooral tijdens de zwangerschap.
  • Ontstekingsachtige verschijnselen zoals bij reuma (reumatoïde artritis).
  • Een vertraagde functie van de schildklier.
  • Leeftijd; het treedt vaker op bij oudere mensen.
  • Diabetes, reumatoïde artritis en schildklieraandoeningen maken de kans op het krijgen van een carpaaltunnelsyndroom groter.

Symptomen

De meest voorkomende symptomen van carpaaltunnelsyndroom zijn:

  • doofheid, tintelingen en pijn in de hand
  • een elektrische schokgevoel in de duim, wijsvinger en middelvinger
  • onaangename sensaties en pijn die vanuit de pols via de onderarm tot in de schouder lopen

De symptomen beginnen meestal geleidelijk, zonder een specifieke aanleiding. Bij de meeste mensen zijn de klachten aan de duimzijde van de hand het ergst. Symptomen kunnen ieder moment optreden. Bijvoorbeeld ook in de nacht, wanneer mensen ongemerkt met gebalde vuisten slapen. Overdag merkt u dit het meest wanneer u iets vastpakt of bijvoorbeeld tijdens het autorijden. Het schudden van de hand kan de symptomen even laten verdwijnen. In het begin komen en gaan deze symptomen. Maar geleidelijk aan zijn ze steeds meer constant aanwezig. Soms zelfs zo erg dat het dichtknopen van een hemd of jas moeilijk gaat. Ook kunt u zelfs spontaan dingen uit uw handen laten vallen. In ernstige gevallen is dit dan uitwendig zichtbaar, doordat de spierbuik van de duim is geslonken.

Diagnostiek

Bij het lichamelijk onderzoek kunnen we de volgende testen uitvoeren:

  • Onderzoek naar spierzwakte van de duim.
  • Buigen van de pols om te zien of de tintelingen kunnen worden opgewekt.
  • Druk uitoefenen op de zenuw om te zien of dit pijn opwekt.
  • Kloppen op de zenuw om te zien of er prikkelingen komen in de vingers.
  • Onderzoek naar het gevoel van de individuele vingers.

Aanvullende onderzoeken:

  • Elektrofysiologische testen (stroompjes meten); dit is de beste manier om een carpaaltunnelsyndroom aan te tonen en ook de ernst hiervan te bepalen.
  • Röntgenfoto’s bij een beperkte beweeglijkheid van de pols. Hierbij kunnen we andere zaken dan een carpaaltunnelsyndroom uitsluiten.

Behandeling

Bij de meeste mensen wordt een carpaaltunnelsyndroom langzaamaan steeds erger, als het niet wordt behandeld. Met andere woorden: er is zelden een spontane genezing. Maar soms kan het wel helpen bepaalde bewegingen te vermijden die de beknelling veroorzaken.

Niet-operatieve behandeling

In een vroeg stadium is een carpaaltunnelsyndroom goed te behandelen zonder direct te opereren. Eigenlijk is dit ook de behandeling van eerste keuze.

  • Een nachtspalk of brace die de pols in een neutrale stand houdt zodat de beknelling niet optreedt. Zulke spalken of braces kunt u ook overdag dragen, vooral tijdens bepaalde activiteiten.
  • Eenvoudige medicijnen zoals ibuprofen of andere ontstekingsremmers kunnen goed helpen de klachten over te laten gaan. Overleg wel altijd eerst met uw arts of u deze medicijnen mag hebben, in verband met eventuele andere ziekten of medicijnen die u gebruikt.
  • Aanpassen van activiteiten; verandering van het gebruik van uw hand (werk, sport, hobby) kan heel goed helpen. De kunst is wel juist die activiteiten te achterhalen waar u klachten van krijgt.
  • Een injectie met corticosteroïden in de carpale tunnel helpt vaak goed. Helaas komen de klachten soms terug. Het is niet verstandig dergelijke injecties heel vaak te herhalen.

Operatieve behandeling

Meestal wordt een operatie pas overwogen als niet-operatieve maatregelen niet of onvoldoende helpen. De uiteindelijke beslissing neemt u, samen met uw arts, in relatie tot de ernst van de symptomen. In de meeste gevallen voeren we een carpaaltunneloperatie uit in dagbehandeling onder plaatselijke verdoving. Een verdoving van de gehele arm of zelfs narcose is ook mogelijk. Overleg hiervoor met uw orthopedisch chirurg en/of anesthesist. Bij de operatie maken we een sneetje in de handpalm en leggen we de peesplaat onderhuids vrij. Door het opensnijden van deze peesplaat komt er ruimte en verdwijnt de beknelling van de zenuw. Na het hechten van de huid, krijgt u voor een paar dagen een verband. In de weken daarna groeit de peesplaat weer dicht, maar in een wijdere toestand. Hierdoor blijft de beknelling weg.

Meer informatie over carpaaltunnelsyndroom (CTS)


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden