Bloedtransfusie voor jongeren (Folder)

Kindergeneeskunde Laboratorium
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Bloedtransfusie voor jongeren (Folder)

Binnenkort krijg je een behandeling of operatie, waarbij een bloedtransfusie nodig kan zijn. In deze folder leggen we uit wat dat inhoudt.

Wat is een bloedtransfusie?

Een bloedtransfusie betekent dat je een zak bloed krijgt toegediend via een ader in je lichaam. Dat gebeurt met behulp van een infuus. Een infuus bestaat uit een naald met daarin een heel klein plastic buisje. De naald wordt in je arm geprikt. Bijvoorbeeld in je hand, je elleboog
of je onderarm. Als de naald er weer uitgehaald wordt, blijft het plastic buisje in de ader zitten. Daar wordt een slangetje met de zak bloed aan vastgemaakt. Het bloed kan zo via het infuusslangetje je ader instromen.

Bloed bestaat uit verschillende onderdelen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Deze bloedcellen bewegen rond in een vloeistof die bloedplasma heet. Als je een bloedtransfusie krijgt, zit in het zakje bloed alleen dat onderdeel dat jij nodig hebt. Hieronder staat kort waar elk onderdeel van het bloed voor nodig is.

Rode bloedcellen

Zij vervoeren zuurstof van je longen naar de rest van je lichaam. Zuurstof is nodig voor energie. De zuurstof wordt door hemoglobine in rode bloedcellen vervoerd. Hemoglobine wordt ook wel Hb genoemd (spreek uit ‘Ha-Bee’). De arts bepaalt door het meten van het Hb of je rode
bloedcellen in staat zijn om voldoende zuurstof te transporteren. Indien dit niet het geval is spreekt men van bloedarmoede. Je voelt je dan heel moe.

Bloedplaatjes

Zij zorgen ervoor dat bij wondjes je bloed snel stolt en een korstje maakt. Als je te weinig bloedplaatjes hebt, krijg je snel blauwe plekken, neusbloedingen en kleine puntbloedinkjes van 1 millimeter groot. De arts kan meten hoeveel bloedplaatjes er in je bloed zitten. Vaak heeft
de arts het dan over trombocyten (spreek uit ’trombosieten’) of ’trombo’s’. Dat is de medische naam voor bloedplaatjes.

Witte bloedcellen

Zij verdedigen je lichaam tegen bacteriën en andere indringers. Als je er te weinig van hebt, ben je vatbaarder voor infecties en word je sneller ziek. Er worden bijna nooit transfusies van witte bloedcellen gegeven, omdat ze moeilijk te bewaren zijn buiten het lichaam.

Bloedplasma (of plasma) Plasma bevat veel verschillende stoffen: vetten, eiwitten, suikers en zouten. Er zitten ook stoffen in – stollingsfactoren genaamd – die het bloed helpen stollen als je een wondje hebt. Bij mensen die heel erg veel bloed hebben verloren, bijvoorbeeld na een verkeersongeluk of een zware operatie, kunnen die stollingsfactoren opraken. Dan krijgen ze plasma toegediend om de stollingsfactoren weer aan te vullen.

Waar komt het bloed van de transfusie vandaan?

Het bloed is afkomstig van een donor. Dit is een gezonde volwassen man of vrouw die een beetje van zijn of haar eigen bloed vrijwillig heeft afgestaan, om zieke mensen te kunnen helpen.

Waarom een bloedtransfusie?

Ieder jaar krijgen ongeveer 250.000 mensen in Nederland een bloedtransfusie. Een bloedtransfusie is bijvoorbeeld nodig bij mensen die veel bloed hebben verloren bij een verkeersongeluk of een operatie.

Jouw arts wil een bloedtransfusie geven

Dit doet jouw arts niet zonder toestemming van jou en je ouders (behalve in een spoedsituatie). De arts zal je alles vertellen wat je moet weten om een goede beslissing te kunnen nemen over de bloedtransfusie. Je krijgt informatie over:

  • waarom je een bloedtransfusie nodig hebt;
  • hoe veilig de transfusie is;
  • welke problemen er kunnen ontstaan als je de bloedtransfusie niet wilt;
  • of er een andere behandeling dan een bloedtransfusie mogelijk is.

Hoe veilig is een bloedtransfusie?

Om bloedtransfusies zo veilig mogelijk te maken, doen we het volgende:

  • alleen gezonde mensen kunnen bloeddonor worden;
  • donors geven hun bloed vrijwillig en onbetaald;
  • al het donorbloed wordt getest op verschillende virussen, die via het bloed van de donor in jouw bloed zouden kunnen komen: een aantal geelzuchtvirussen (hepatitis B, C en E), syfilis en HIV, het virus dat aids kan veroorzaken;
  • bloedplaatjes worden aanvullend gecontroleerd op de aanwezigheid van bacteriën.

Waardoor kunnen we niet 100% zeker weten dat in het bloed geen enkel virus zit?

Dat komt omdat het bij sommige, heel speciale situaties, moeilijk is om het bloed op virussen te testen. Bijvoorbeeld als:

  • er te weinig virus in het bloed zit om te meten
  • er een virus is dat we nog niet kennen
  • niet voor alle ziekte verwekkers testen voorhanden zijn

Sommige bacteriën groeien langzaam en kunnen heel soms onopgemerkt bij de bloedplaatjes zitten als deze worden toegediend. Met speciale vragen aan de donors kunnen we erachter komen of een donor veel kans heeft op een ziekte met een virus of bacterie. Als dat zo is, nemen we geen bloed bij zo’n donor af.

Bloed op maat

Het is belangrijk dat je bloed krijgt dat bij je past. Op de buitenkant van de bloedcellen zitten bepaalde stoffen geplakt, een soort etiketten. Die etiketten noemen de artsen ‘bloedgroep’. Niet iedereen heeft dezelfde ABO en Rhesus bloedgroep. Je lichaam kan afweerstoffen maken tegen ‘vreemde bloedgroepen’.

Als je een bloedtransfusie krijgt met bloed met een bloedgroep waartegen jij afweerstoffen hebt, dan breken deze afweerstoffen dat bloed af en dat is natuurlijk niet de bedoeling! Daarom neemt de arts vóór de transfusie bloed bij jou af, om te kijken hoe jouw ABO en Rhesus
bloedgroep eruit ziet. In het laboratorium zoekt men dan transfusiebloed uit dat bij jouw ABO en Rhesus bloedgroep past. Voor alle zekerheid zal de verpleegkundige vlak voordat je een bloedtransfusie krijgt, nogmaals controleren of het transfusiebloed inderdaad voor jou geschikt
is.

Bijwerkingen van de bloedtransfusie

Zoals je in deze folder hebt kunnen lezen, doen we ons best om ervoor te zorgen dat een bloedtransfusie zo veilig mogelijk is. Maar honderd procent veilig is onmogelijk, er kunnen soms toch bijwerkingen van de bloedtransfusie zijn. Het is heel zeldzaam, maar soms krijgt
iemand na de transfusie een allergische reactie. Je krijgt dan koorts, je gaat bibberen en krijgt rode jeukende plekken op je huid. Gelukkig zijn er medicijnen die ervoor zorgen dat het snel weer over gaat.

Als je lichaam na een eerdere bloedtransfusie afweerstoffen tegen een ‘vreemde bloedgroep’ heeft gemaakt, kan je daar bij een nieuwe transfusie last van krijgen: de rode bloedcellen van de donor worden in je lichaam afgebroken en je krijgt koorts. Dit kan met medicijnen worden
behandeld.

Het is belangrijk om deze informatie voor volgende bloedtransfusies te weten, want de afweerstoffen verdwijnen na een tijdje uit je bloed en kunnen dan niet meer gemeten worden. Daarom bewaren we deze informatie over jou in de computer, als jij en je ouders dat goed vinden.
Kan ik ‘nee’ zeggen als ik geen bloedtransfusie wil? Ja, dat kan. Bedenk wel dat de transfusie een belangrijk onderdeel van de behandeling is en dat er niet altijd een andere behandeling mogelijk is. Bloedtransfusies zijn vaak levensreddend. Voor sommige operaties of behandelingen is een bloedtransfusie echt nodig. Bespreek jouw twijfels over de bloedtransfusie met je ouders en je arts.

Meer weten?

Heb je nog vragen? Of vind je de informatie in deze folder onduidelijk? Bespreek dat dan met je ouders en je arts. Blijf niet met vragen rondlopen, maar stel ze. En onthoud: domme vragen bestaan niet!


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden