Sondevoeding voor uw baby thuis (Folder)

Kindergeneeskunde
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Sondevoeding voor uw baby thuis (Folder)

Uw kind is opgenomen op de Couveuseafdeling van het Vrouw Kind Centrum. Uw kind heeft geen intensieve medische en verpleegkundige zorg meer nodig, maar het drinken aan de borst of uit de fles kost op dit moment nog veel energie. Daarom krijgt uw kind nog een deel van de voeding via een neusmaagsonde toegediend. Als dit nog de enige reden van opname in het ziekenhuis is, dan bestaat de mogelijkheid om vervroegd met ontslag te gaan en thuis sondevoeding te gaan geven. De kinderarts of verpleegkundige heeft u hierover uitleg gegeven. In deze folder vindt u meer informatie over sondevoeding thuis. Uiteraard kunt u met vragen altijd terecht bij één van de kinderartsen of verpleegkundigen.

Wat is sondevoeding?

Een voedingssonde is een dun, flexibel slangetje dat via de neus naar de maag loopt. Hierdoor is het mogelijk om voeding toe te dienen terwijl uw kind rust krijgt. Sondevoeding wordt door middel van een spuit via hevelwerking of via een voedingspomp toegediend. De voeding die wordt gegeven, is afgekolfde moedermelk of zuigelingenvoeding. De sonde wordt door de verpleegkundige ingebracht. De verpleegkundige meet de lengte van de sonde af en zet met een watervaste stift een streepje op de juiste lengte. Na het inbrengen controleren we de positie van de maagsonde via een pH-meting. Als de pH-waarde goed is, zit de maagsonde in de maag. Zit de sonde goed, dan wordt hij vastgeplakt op het neusje/wangetje van uw kind. Dit voorkomt dat de sonde verschuift.

Waarom sondevoeding thuis geven?

In het Vrouw Kind Centrum van het Catharina Ziekenhuis ondersteunen wij u in het geven van borstvoeding en/of flesvoeding aan uw kind. Wij vinden het aanleren van een goede drinktechniek erg belangrijk. Uw kind heeft waarschijnlijk al goede stappen gemaakt in het oefenen met de borst of de fles. U heeft leren kijken naar uw kind en weet de signalen van uw kind op te pakken. Als het langer duurt voor uw kind alles uit de borst of fles drinkt, kunt u toch al de wens hebben om uw kind mee naar huis te nemen. Samen met u maken we het mogelijk om ook thuis sondevoeding te geven en daardoor vervroegd met ontslag te gaan. Thuis mag uw kind in alle rust en eigen tempo de volledige voedingen leren drinken. Totdat uw kind alles zelfstandig drinkt, geeft u het nog voeding bij via de sonde. In het ziekenhuis leren wij u hoe u veilig voeding via een sonde kunt toedienen. 

De kinderarts of de verpleegkundige informeren u vroegtijdig over de mogelijkheid om uw  kind met sondevoeding mee naar huis te kunnen nemen. U heeft zo voldoende tijd om na te denken of u dat wilt en u kunt samen een weloverwogen keuze maken voor vervroegd ontslag óf regulier ontslag.

Als uw kind vervroegd met ontslag gaat, betekent dit dat we de zorg verplaatsen van het ziekenhuis naar huis. U leert in het ziekenhuis steeds meer zelf voor uw kind te zorgen. De verpleegkundige zal u als ouders stap voor stap leren om zelf sondevoeding te geven. U hoeft niet te leren zelf een nieuwe sonde in te brengen. De thuiszorg kan zo nodig thuis een nieuwe sonde inbrengen en is bereikbaar bij vragen of twijfels over de ligging van de sonde. Pas wanneer u als ouders/verzorgers helemaal klaar bent om de zorg zelf over te nemen, gaat uw kind met u naar huis!

U wilt voor vervroegd ontslag kiezen? Laat dit aan de kinderarts of de verpleegkundige weten. Zij zullen het ontslag samen met u plannen, u trainen in het geven van sondevoeding en u informeren over de begeleiding thuis. U kunt altijd terugkomen op uw besluit en alsnog voor regulier ontslag kiezen. Uw kind gaat dan naar huis als hij/zij alle voeding zelf uit de borst of uit een fles kan drinken.

Voordelen van thuis sondevoeding geven

  • Een langdurige ziekenhuisopname kan voor uw gezin een zware belasting zijn. Voor de hechting tussen u en uw kind is het natuurlijk het fijnst om thuis te zijn. Door zelf sondevoeding thuis te geven, kan uw kind eerder naar huis.
  • U hoeft minder te reizen en u kunt sneller wennen aan de nieuwe situatie thuis.
  • Doordat u thuis bent met uw kind leert u het ritme en signalen van uw kind beter en sneller kennen.
  • Voor borstvoeding is het gunstig als u uw kind meteen kunt aanleggen bij wakkere momenten. Thuis zult u deze momenten eerder signaleren.
  • Uw kind heeft minder kans op infecties als het thuis is.

Wanneer kan uw kind naar huis?

De kinderarts en verpleegkundige kijken samen met de lactatiekundige en/of logopedist of uw kind in aanmerking komt voor vervroegd ontslag met sondevoeding. Hierbij wordt gekeken naar de volgende punten:

  • Uw kind heeft geen monitorbewaking meer nodig.
  • Uw kind heeft een stabiele temperatuur in een bedje.
  • Uw kind krijgt maximaal 8 voedingen per dag.
  • De basis voor zelfstandig drinken is gelegd.
  • Er zijn minimaal 2 verzorgers die sondevoeding kunnen geven.
  • U kunt uw kind verder zelfstandig verzorgen.
  • U heeft er zelf een goed gevoel bij en ziet het met vertrouwen tegemoet.

Wat leert u voor het ontslag?

Voor u naar huis gaat, zijn er verschillende dingen die u krijgt aangeleerd door de verpleegkundige. Wij vinden het belangrijk dat u thuis niet de enige bent die sondevoeding kan geven, vandaar dat wij de handelingen aan beide ouders/verzorgers (of in geval van 1 ouder ook aan 1 familielid) leren.

  • U leert hoe u de sonde controleert en hoe u de voeding toedient via de sonde. U kunt ook de sonde zelf afsluiten.
  • U leert hoe u bij problemen de sonde kunt verwijderen.
  • U leert hoe u de pleisters van de sonde kunt vervangen/plakken.
  • U weet wat u moet doen bij problemen.
  • U weet waar u terecht kunt met vragen/ problemen.

Veilig en verantwoord sondevoeding leren geven

Het geven van sondevoeding is een risicovolle handeling. Dit is een medische term en betekent dat in principe alleen een deskundige, zoals een arts of verpleegkundige, deze handeling mag uitvoeren. De deskundige mag u deze handeling wel leren en aan u overdragen. Deze deskundige beoordeelt of u de handelingen veilig en zelfstandig kunt uitvoeren. Voordat uw kind naar huis gaat, krijgt u op de afdeling training van een verpleegkundige. U leert om de handelingen rond het sondevoeding toedienen goed en veilig uit te voeren. Per kind moeten er minstens twee ouders of verzorgers in staat zijn om voeding via een sonde toe te dienen. 

De verpleegkundige doet de handelingen eerst voor. Vervolgens oefent u zelf onder begeleiding van de verpleegkundige tot u de handelingen zelfstandig kunt uitvoeren. U traint aan de hand van een aftekenlijst. Samen met een verpleegkundige tekent u de handelingen die u zelfstandig kunt uitvoeren af op de aftekenlijst. De verpleegkundige houdt de aftekenlijst in het digitale dossier bij.  Het lukt de meeste ouders/verzorgers binnen een aantal dagen zelfstandig sondevoeding aan hun kind te geven.

Materialen

Uw zorgverzekeraar vergoedt de materialen die u nodig heeft. Deze worden voor u besteld en bij u thuis afgeleverd. De kinderarts of verpleegkundige geeft u hierover verdere informatie. Dit kan iets ander materiaal zijn dan u in het ziekenhuis gewend bent te gebruiken, zoals een ander formaat spuitje. U kunt voor uw kind naar huis gaat het materiaal meenemen naar het ziekenhuis om eventuele vragen hierover met de verpleegkundige te bespreken. 

Voorbereiding geven sondevoeding

  • Zet de benodigde materialen klaar.
  • Zorg voor een rustige omgeving.
  • Neem de tijd voor de borst- of flesvoeding en zo nodig aansluitend sondevoeding, maar laat de voeding niet langer dan 30 minuten duren.
  • Voorkom onrust en afleiding tijdens deze handelingen.

Hygiëne

Het is ook thuis belangrijk om voor de verzorging van uw kind uw handen goed te blijven wassen, zeker ook vóór u sondevoeding gaat geven.

Het bereiden van de voeding

Sommige kinderen krijgen speciale toevoegingen bij hun moedermelk en/of kunstvoeding. De verpleegkundige loopt met u de bereidingswijze van de voeding en de toevoegingen door. Sondevoeding wordt op lichaamstemperatuur toegediend. Voordat u de sondevoeding geeft, controleert u daarom eerst de temperatuur van de voeding.

Positie maagsonde controleren

Om veilig sondevoeding te geven moet u iedere keer dat uw kind sondevoeding krijgt, controleren of de neusmaagsonde nog op de juiste plek in de maag zit. Ter hoogte van het neusgat is op de sonde een markering met een watervaste stift aangebracht. Deze markering moet zichtbaar zijn. Kijk ook of de pleisters niet los zijn geraakt. Is dit wel zo dan kan de sonde verschoven zijn. Kijk, indien mogelijk, ook in de mond en keelholte of de sonde niet opgekruld ligt. Geef in dat geval geen sondevoeding maar neem contact op met de thuiszorg.

Vervolgens zuigt u met een 10 ml spuit wat maaginhoud op. Maaginhoud kan er verschillend uitzien: helder of troebel, halfverteerde voeding met ‘krullende’ vormen, kleurloos, wit (melkachtig) of gebroken wit. Wanneer u dit ziet, is het veilig om voeding toe te dienen. 

Wanneer u dit niet ziet, probeert u een klein beetje lucht (zo’n 2 ml) via de sonde in de maag te spuiten en dan nogmaals wat maaginhoud op te zuigen. Het kan namelijk zijn dat het uiteinde van de sonde tegen de maagwand ligt. Als het daarna nog niet lukt om maaginhoud op te zuigen, kunt u uw kindje, onder toezicht, een half uur op een zij leggen en het dan weer proberen. Mocht het dan nog niet lukken, voer dan een pH-meting uit.

Zuurgraad pH meten

Bij twijfel over de juiste positie van de sonde is het advies een pH-meting te doen. Dit is een controle waarbij de zuurgraad gemeten wordt van de vloeistof die u optrekt met de voedingsspuit. De pH meten heeft geen zin als uw kind net al wat voeding heeft gedronken. Dan belt u bij twijfels over de juiste positie van de sonde de thuiszorg. Het bepalen van de pH-waarde wordt met u geoefend in het ziekenhuis.

  • U spuit een druppel van de opgetrokken vloeistof op de pH strip.
  • U vergelijkt de kleuren met de kleurenindicator op het doosje en bepaalt de pH-waarde.
  • Indien de pH-waarde 5.5 of lager is (dus richting 1), dan is er maagzuur opgetrokken en ligt de sonde in de maag en kunt u veilig sondevoeding geven.
  • Is de pH-waarde hoger dan 5.5, dan is er geen maagzuur opgetrokken en wacht u 10 minuten om de handeling te herhalen.
  • Als de pH dan nog steeds hoger is dan 5,5 ligt het uiteinde van de sonde waarschijnlijk niet in de maag. U mag dan geen sondevoeding geven en belt de thuiszorg voor het plaatsen van een nieuwe sonde.

Het geven van sondevoeding

  • U heeft gecontroleerd dat de sonde goed zit, voordat u met de voeding start. Bij het oefenen heeft u geleerd de voeding te geven door te hevelen. Dat wil zeggen dat u voeding op een hoger punt dan uw kind in de spuit laat lopen. Soms moet u even de voeding op gang helpen door een zetje met de stamper te geven.
  • Als er toevoegingen in de voeding zitten zoals johannesbroodboompitmeel, kan het zijn dat dit niet goed gaat, de voeding is dan te dik. U kunt dan bij een volledige voeding deze rustig in twintig minuten inspuiten. Als de sondevoeding als aanvulling is omdat uw baby al een deel heeft gedronken, dan kan dit in een kortere tijd.
  • Blijf bij uw kind tijdens het geven van sondevoeding. Neem uw kind eventueel op schoot. Bij het inlopen van de voeding kan uw kind op een fopspeen meezuigen. 
  • Bij grotere hoeveelheden voeding zal de verpleegkundige u aanleren de voeding toe te dienen via een sondevoedingspomp. Deze wordt dan ook voor ontslag bij u thuis afgeleverd.
  • Let tijdens het inlopen van de voeding op reacties van uw kind, zoals onrust, braakneigingen of hikken. Stop bij deze reacties even met voeden. 
  • Spuit na de voeding 1-2 ml lauw kraanwater door de neusmaagsonde, zodat er geen voeding in de sonde achterblijft. U mag een spuit 24 uur gebruiken. Spoel de spuit na elke voeding wel goed schoon onder stromend water en bewaar de spuit met de andere materialen op een droge plek. Na 24 uur moet u de spuit vervangen. 

Het toedienen van medicijnen door de sonde

Sommige kinderen krijgen als ze naar huis gaan medicijnen mee. Dit kunt u door de sonde geven, maar het is de bedoeling dat uw kind zelfstandig leert drinken en de sonde niet meer nodig heeft. Dien medicatie bij voorkeur voor de voeding toe. Als uw kind al wat zelfstandig drinkt kunt u de medicatie in de wangzak of met een beetje voeding via de speen geven. Poeders kunnen opgelost worden in lauw water, of in een beetje moedermelk of kunstvoeding. Drank hoeft niet vermengd te worden. Vitamines kunt u met een lepeltje toedienen. Sommige medicatie (bijvoorbeeld ijzerdrank) mag niet tegelijk met voeding gegeven worden, hierover krijgt u instructie van de verpleegkundige.

Het vervangen van de pleister

Het is belangrijk dat de sonde goed vast zit zodat deze niet kan verschuiven. Soms laat de pleister wat los of heeft uw kind er per ongeluk aan getrokken. Wij leren u de sonde op een veilige wijze (opnieuw) te fixeren met een stevige pleister. Het fixatiemateriaal thuis kan er iets anders uitzien dat op de afdeling.

Het verwijderen van een sonde

Soms gebeurt het dat uw kindje zelf de sonde verwijdert terwijl dat nog niet de bedoeling is. Neem dan contact op met de thuiszorg om een nieuwe te laten plaatsen. Als dit ’s nachts gebeurt en uw kind drinkt gedeeltelijk zelf dan kunt u ook de volgende ochtend bellen. De thuiszorg zal dit met u bespreken.  

  • Als uw kind minimaal 48 uur heeft laten zien dat het alle voedingen kan drinken, mag de sonde na overleg met de behandelaars definitief verwijderd worden. Als u het vervelend vindt om de sonde zelf te verwijderen kunt u dit aan de thuiszorg vragen. 
Wanneer en hoe verwijdert u de sonde:
  • Vóór een voeding en als uw kind wakker is.
  • Plakmateriaal rustig van de huid losmaken, eventueel met een removerdoekje of wat olie.
  • Sonde dichtknijpen of dopje erop doen en in één vlotte, vloeiende beweging richting de mond verwijderen.

Het verzorgen van de neus en mond

Een sonde zorgt voor prikkeling van het neusslijmvlies, waardoor er extra slijm (snot) wordt aangemaakt. De neus kan hierdoor verstopt raken, wat het drinken moeilijker maakt. Het neusje van uw baby kunt u druppelen met neusdruppels met zoutoplossing. Dit is bij de drogist verkrijgbaar. 

Als uw kindje niet of weinig drinkt, is het belangrijk om de mond goed te verzorgen. Dit doet u met een gaasje en water of wat moedermelk. De lipjes kunt u met vaseline verzorgen. Let voor het voeden op een witte aanslag in de mond die u niet kunt wegvegen. Dit heet spruw. Bij vermoeden van spruw neemt u contact op met uw huisarts.

Rooming-in voordat uw kind naar huis gaat

Om de overstap naar huis vlak voor het ontslag nog iets makkelijker te maken, adviseren wij om minimaal één dag aan rooming-in te doen. U kunt dan uw kindje verzorgen net als dat u dit thuis zou doen. U geeft ook alle voedingen en sondevoeding. Gedurende deze dag kijken wij als verpleging op de achtergrond mee en kunnen eventuele knelpunten en adviezen met u bespreken.

Mogelijke problemen bij sondevoeding

Als uw kind thuis sondevoeding toegediend krijgt, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van problemen die zich kunnen voordoen. U kunt te maken krijgen met de volgende problemen:

Spugen

Uw kind kan tijdens of na de voeding een beetje spugen, dat is geen probleem. Gaat uw kind meer spugen dan kan dit verschillende oorzaken hebben:

  • Teveel lucht mee happen tijdens het drinken en daarom veel lucht in de maag hebben. Als deze lucht opgeboerd wordt, kan er voeding mee terugkomen. U kunt uw kind tijdens het drinken pauzes laten nemen om tussendoor te laten boeren.
  • Een te groot gat in de flessenspeen kan leiden tot te veel voeding in te korte tijd waardoor uw kind gaat spugen. Overleg met de verpleegkundige of betrokken logopediste over de juiste maat speen.
  • Te snel inlopen van de sondevoeding kan ook een oorzaak zijn van spugen. Houdt de spuit lager, de voeding loopt dan langzamer in.
  • Houdt uw kindje even rechtop tijdens of vlak na de voeding. Als er tijdens het inlopen van de sondevoeding al veel gespuugd wordt, check dan nogmaals de positie van de sonde.

Sonde verstopt

Voedingsresten hechten zich aan de binnenkant van de sonde, waardoor de sonde soms verstopt kan raken. Als de sonde verstopt is merkt u dit doordat de sondevoeding niet of slecht doorloopt. U kunt dan proberen de sonde voorzichtig door te spuiten met wat lucht (2 ml) of opnieuw met vers kraanwater (2 tot 5 ml). Hierbij mag u wat druk uitoefenen om de verstopping op te heffen. Als dit niet helpt, neem dan contact op met het de thuiszorg. Als uw kind beter zelf gaat drinken en dus minder vaak sondevoeding nodig heeft, spuit dan om hygiënische redenen toch een aantal keer per dag de sonde door met wat vers kraanwater.

Sonde is er gedeeltelijk uit

De sonde is er gedeeltelijk uitgetrokken: Kijk of u de sonde terug kunt duwen tot het markeringsstreepje en goed kunt afplakken. Doe daarna een pH-meting.  Lukt het terugduwen niet? Verwijder dan de sonde. De sonde kan heel soms ook via de mond uitgespuugd worden: Blijf rustig, maak de pleister los en trek de sonde er in één keer via de neus rustig uit. Bel hierna de thuiszorg.

Wat te doen bij calamiteiten

Soms ligt door heftig hoesten of spugen het uiteinde van de sonde niet meer in de maag, maar bevindt zich dan in de luchtwegen waardoor tijdens inlopen van de sondevoeding wat voeding in de longen komt. Uit de praktijk blijkt dat dit zelden voorkomt. Toch vinden wij het wel belangrijk dat u weet hoe u dit herkent en wat u kunt doen. Tekenen die hierop kunnen wijzen zijn:

  • Uw kind gaat heftig hoesten tijdens het inlopen van de sondevoeding.
  • Uw kind verkleurt (wordt blauw) tijdens het inlopen van de sondevoeding.
  • Uw kind stopt met ademen tijdens het inlopen van de sondevoeding.

In een noodsituatie waarbij uw kind verkleurt, heftig hoest of niet ademt voert u de volgende handelingen uit:

1. Stop de sondevoeding!

Knijp de sonde dicht en houdt de spuit met voeding lager dan het kind. Terwijl je met een hand de sonde dichtknijpt kun je de spuit loskoppelen. Houdt de sonde vervolgens dichtgeknepen.

2. Maak de pleister los

Maak de pleister snel los en trek in een vlotte beweging de sonde eruit, houdt hierbij de sonde steeds dicht.

3. Stimuleer uw kind tot goed doorademen

Leg uw kind in zijligging zodat de voeding of slijm die zich in de mond bevindt via de mondhoek weg kan lopen. Wrijf met een ‘stevige’ hand over de rug ter stimulatie van de ademhaling. Dit is meestal voldoende.

4. BEL 112 als uw kind niet ademt, niet goed doorademt of nog steeds blauw verkleurd is.

Naar huis

De eerste periode thuis zal uw kind nog veel slapen. Groeien en drinken kosten veel energie. Uw kind mag gerust een voeding doorslapen en krijgt deze voeding dan als volledige sondevoeding aangeboden. Terwijl uw kind slaapt spaart het energie om de volgende voeding weer beter aan te kunnen. Om te weten of u kind goed groeit vragen wij u 1 x per week naar het consultatiebureau te gaan om het te laten wegen. Hier zijn meestal speciale weeguurtjes voor, informeer hiervoor bij uw eigen consultatiebureau. Bij ontslag krijgt u daglijsten mee. Zo kunt u bijhouden hoeveel sondevoeding uw kind nog krijgt. Voor ondersteuning hoeveel sondevoeding u uw kind moet geven na de borstvoeding, is een observatielijst voor de borstvoeding in deze folder opgenomen als bijlage. De verpleegkundige zal u hierover uitleg geven.

Nazorg

Uw kind zal voor controle bij de arts op de polikliniek terugkomen. U krijgt bij het ontslag hiervoor een afspraak mee. Een verpleegkundige van de afdeling zal een belafspraak met u maken om te horen hoe het gaat thuis. Afhankelijk van de voeding en drinktechniek zal ook de lactatiekundige en/of logopedist een belafspraak met u inplannen om thuis het sondevoedingstraject te begeleiden. Daarnaast zal de thuiszorg 24 uur per dag bereikbaar zijn voor alle praktische vragen over de sonde. Zij zullen al voor ontslag contact met u opnemen en dit met u bespreken.

Mocht u tussendoor niet dringende vragen hebben dan kunt u deze ook stellen via onderstaand mailadres: Kidsathome@catharinaziekenhuis.nl

Voor dringende vragen neemt u contact op met de Couveuseafdeling via telefoonnummer 040 – 239 82 95.

Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij leiden artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners op. Dit betekent dat ook een zorgverlener in opleiding uw behandeling, onderzoek of operatie kan uitvoeren. Maar dit is niet altijd zo. Uw veiligheid staat altijd bij ons voorop. Als een zorgverlener in opleiding u helpt, werkt deze altijd onder begeleiding van een gediplomeerd zorgverlener. Als u niet wilt dat een zorgverlener in opleiding u helpt, dan kunt u dit met uw arts bespreken.

Vragen

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Neem dan contact op met de behandelaars van uw kind.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl

Couveuse afdeling, 11-oost
040 – 239 82 95

Routenummer(s) en overige informatie over de Couveuse afdeling kunt u terugvinden op www.catharinaziekenhuis.nl/kindergeneeskunde


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden