Verwijderen van blaastumoren via de plasbuis (TURT) (Folder)

Urologie
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Verwijderen van blaastumoren via de plasbuis (TURT) (Folder)

Tijdens uw bezoek aan de polikliniek Urologie heeft de uroloog u verteld dat u één of meerdere tumoren in de blaas heeft. Deze tumoren groeien meestal oppervlakkig. Dat wil zeggen dat ze alleen in het blaasslijmvlies groeien. Om de precieze aard van deze tumoren vast te stellen, is het belangrijk dat ze verwijderd worden. Dit gebeurt met een operatie via de plasbuis. Dit wordt een Trans Urethrale Resectie van de Tumor (TURT) genoemd. In deze folder vindt u algemene informatie over deze operatie en is bedoeld als aanvulling op het gesprek met de uroloog. Voor u persoonlijk kan de situatie anders zijn dan hier is beschreven. Als dit zo is, informeert uw arts u hierover.

De operatie

Wat is een TURT?

Met behulp van een smalle buis (resectoscoop) kijkt de arts via (=trans) de plasbuis (=urethra) in de blaas. De tumor wordt via deze kijkbuis met  een rond lisje uit de blaas gesneden, zie figuur 1. Na de operatie wordt de tumor opgestuurd en onderzocht. De uitslag hiervan krijgt u tijdens het eerste polikliniekbezoek na de operatie. Dit is na ongeveer 7 dagen. De operatie vindt plaats via een ruggenprik of onder volledige narcose. U kunt tijdens de pre-operatieve screening met de anesthesioloog bespreken welke vorm van verdoving voor u het meest geschikt is. Op de dag van de operatie wordt u opgenomen en u kunt de volgende dag weer naar huis. De meeste patiënten krijgen de dag na de operatie een blaasspoeling met medicijnen (chemospoeling).

Figuur 1: TURT
 
Blauw-licht cystoscopie

Om sommige types blaastumoren tijdens de operatie nog beter te kunnen zien, wordt soms gebruik gemaakt van blauw-licht. Hiervoor wordt bij sommige patiënten een uur vóór de operatie een vloeistof in de blaas gebracht.

Voorbereiding op de operatie

Intakegesprek verpleegkundige

Als voorbereiding op uw operatie, krijgt u een afspraak bij de verpleegkundige voor een intakegesprek. Zij zal u informeren over de operatie en wat u hierna kunt verwachten. Ook zal zij de gegevens over uw gezondheid en medicijngebruik noteren in uw elektronisch dossier, zodat bij eventuele bijzonderheden op tijd actie kan worden ondernomen.

Pre-operatieve screening

U wordt geopereerd en bent daarom doorverwezen naar de polikliniek Pre-operatieve screening. Op deze polikliniek bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Tijdens dit gesprek bespreken we de verdoving (anesthesie) en pijnstilling met u. We bespreken waarop u moet letten met eten, drinken en roken op de dagen rondom de operatie. Daarnaast spreken we af hoe u op die dagen uw medicijnen gebruikt. Dit geldt ook voor bloedverdunners. Omdat we uw medicijnen willen controleren krijgt u ook een afspraak bij de Apotheek. Zorg dat u tijdens deze afspraak een actueel medicijnen overzicht of medicijnpaspoort bij de hand heeft als u medicijnen gebruikt. Ook vragen we u om bij uw eigen apotheek toestemming te verlenen voor het digitaal delen van de medicatiegegevens.

Ter voorbereiding op deze afspraken vragen we u een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst staat voor u klaar in MijnCatharina. Het is belangrijk dat u deze vragenlijst zo snel mogelijk invult. Nadat u de vragenlijst heeft ingevuld, plannen wij voor u een afspraak bij de Apotheek en een afspraak bij de polikliniek Pre-operatieve screening. Soms zijn dit telefonische afspraken; soms nodigen we u uit voor een bezoek op de polikliniek. Dit hangt af van de antwoorden op de vragenlijst en de operatie die u krijgt. 

Bij de Apotheek en de polikliniek Pre-operatieve screening kunt u alleen op afspraak terecht.

De Apotheek is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 16.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 87 20.

De polikliniek Pre-operatieve screening is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 08.00 en 17.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 85 01.

Meer informatie over pre-operatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie‘.

Aandachtspunten

  • U moet tijdens de operatie nuchter zijn om braken tijdens de operatie te voorkomen. In de folder “Anesthesie” leest u hier meer over.
  • Gebruikt u bloedverdunnende medicijnen? Meld dit dan aan de uroloog en bij de polikliniek Pre-operatieve screening. In overleg met de uroloog en de anesthesioloog moet u het gebruik van deze medicijnen geruime tijd voor de operatie stoppen.
  • Meld de uroloog ook als u andere medicijnen gebruikt.
  • Ongeveer een week voor de operatie wordt u gebeld om u te laten weten wanneer u geopereerd wordt en waar u zich kunt melden.
  • Heeft u op de dag voor uw opname koorts? Neem dan contact op met de polikliniek Urologie.
  • Bent u zwanger, geeft dit dan door aan de uroloog.
  • Houdt er rekening mee dat u de dag na de operatie niet zelf naar huis mag rijden. Regel dus van te voren vervoer.

De opname

Op de afgesproken dag en tijd meldt u zich op de locatie die aan u doorgegeven is. U wordt ontvangen door een verpleegkundige. De verpleegkundige wijst u de weg op uw kamer, bespreekt alle gegevens met u en meet uw temperatuur, polsslag en bloeddruk. De verpleegkundige zal ook uw medicatie in de computer invoeren, zodat deze eventueel besteld kunnen worden. Het is belangrijk dat u uw medicijnen en een recent medicijnenoverzicht meeneemt naar het ziekenhuis.

Soms is het nodig om bloed af te nemen, bijvoorbeeld als u bloedverdunners gebruikt. U krijgt van de verpleegkundige een operatiehemd en een polsbandje met uw naam en geboortedatum.

Als de arts tijdens de operatie met blauw licht kijkt, krijgt u een uur voor de operatie een dun flexibel slangetje (katheter) in de blaas. Via deze katheter wordt een vloeistof in de blaas gebracht. Het medicijn in deze vloeistof wordt door afwijkend weefsel gemakkelijk opgenomen. Door tijdens de operatie met blauw licht in de blaas te kijken, kleurt dit afwijkende weefsel rood op en kan er nauwkeurig geopereerd worden. De vloeistof blijft in de blaas totdat u geopereerd wordt. Over het algemeen heeft u hier weinig last van.

Als u aan de beurt bent, rijdt de verpleegkundige u in uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatiekamers. Daar neemt een OK-medewerker de zorg voor u over. Voordat de operatie begint, wordt door het hele operatieteam het ‘Time out’ moment genomen. Dit is een moment waarop het hele operatieteam stil staat bij uw operatie. Onder andere; uw naam, geboortedatum, welke operatie, welke vorm van verdoving en de operatiebenodigdheden worden gecontroleerd.

Er worden u vragen gesteld die u misschien al eerder beantwoord heeft zoals; wie bent u, wat is uw geboortedatum, welke operatie krijgt u en aan welk lichaamsdeel wordt u geopereerd. Dit wordt gedaan om uw veiligheid te waarborgen.

De operatie

Nadat u aan de bewakingsapparatuur bent aangesloten en de ruggenprik of narcose goed werkt, legt een OK-assistent uw benen in beensteunen. Via de scoop snijdt de arts de tumor laagje voor laagje weg. Het ronde lisje waarmee dat gebeurt bevat stroom. De inwendige wond die bij het snijden ontstaat, wordt met behulp van deze stroom meteen dichtgebrand. Om goed zicht te houden tijdens de operatie wordt de blaas voortdurend gespoeld. Na de operatie laat de arts een katheter achter in de blaas. Via deze katheter kan de blaas nog gespoeld worden als u bloedstolsels heeft of een nabloeding krijgt.

Na de operatie

Na de operatie rijdt de operatieassistente u naar de uitslaapkamer. Hier wordt regelmatig gecontroleerd hoe het met u gaat. Ook wordt regelmatig uw bloeddruk gemeten. Als er geen bijzonderheden zijn, brengt de verpleegkundige van de afdeling u naar uw kamer.

Als u op de afdeling komt, heeft u een infuus in uw arm.

U heeft een katheter in de blaas waarmee de urine opgevangen wordt en waardoor de blaas gespoeld kan worden als dat nodig is.

Een dag na de operatie kan de katheter worden verwijderd, mits de urine niet te rood is.

Blaasspoeling met medicijnen (chemo)

Omdat de meeste oppervlakkige tumoren in de blaas kwaadaardig zijn en een verhoogde kans bestaat dat ze terug komen, krijgen de meeste patiënten de dag na de operatie een blaasspoeling met het geneesmiddel epirubicine. Dit wordt gedaan om de kans op het terugkomen van blaastumoren te verkleinen. Het geneesmiddel heeft een remmende werking op de celdeling. Dit wordt ook wel cytostaticum of chemo genoemd.

Tijdens de operatie wordt beoordeeld of u deze blaasspoeling nodig heeft.

De epirubicine spoeling wordt via de katheter in de blaas gebracht. Het is het belangrijk dat u de blaasspoeling minimaal één uur in de blaas houdt, zodat de epirubicine goed zijn werk kan doen.

Na het verwijderen van de katheter mag u naar huis zodra u goed geplast heeft. De verpleegkundige geeft u een afspraak mee voor het bespreken van de uitslag van het weefselonderzoek.

Aandachtspunten bij het uitplassen van de epirubicine blaasspoeling

Het is erg belangrijk dat u uw urine zes dagen als besmet materiaal behandeld. Zorg ervoor dat u of uw familie niet met de epirubicine vloeistof en uw urine in contact komt. Houdt u daarom aan de volgende leefregels:

  • Ga zittend plassen om spatten te voorkomen.
  • Als de vloeistof toch op uw huid komt, spoel dan direct af met veel water en was de huid hierna met vloeibare zeep.
  • Spoel het toilet twee keer door, met het deksel naar beneden.
  • Is er per ongeluk wat urine naast het toilet gekomen,  maak dit goed schoon met koud water en schoonmaakmiddel. Was uw handen daarna grondig met water en zeep.
  • Incontinentiemateriaal dient de eerste twee dagen na de spoeling weggegooid te worden in een aparte afvalzak. Dit mag een plastic zakje/boterhamzakje zijn. Gooi dit dichtgeknoopte plastic zakje in een plastic vuilniszak en gooi het weg met het gewone huisafval.
  • Als er vloeistof op uw kleding komt, spoelt u de kleding eerst met een koud wasprogramma in de wasmachine. Was uw handen daarna grondig met water en zeep. Was de kleding daarna nog een keer met een normaal wasprogramma.
Belangrijk te weten voor patiënten met een kinderwens:
  • De kwaliteit van sperma kan achteruitgaan.
  • Het advies bij een zwangerschapswens is om niet zwanger te worden binnen 6 maanden na de laatste blaasspoeling.
Mogelijke bijwerkingen van een epirubicine blaasspoeling
  • Vaker aandrang om te plassen;
  • Pijn bij het plassen;
  • Pijn in de onderbuik;
  • Griepachtige verschijnselen en koorts boven 38,5° C.

Meestal verdwijnen de bijwerkingen snel. Houden de klachten echter langer dan twee dagen aan, bel dan met de polikliniek Urologie op telefoonnummer 040 – 239 70 40.

Risico’s en complicaties van de operatie:

Perforatie

Tijdens de operatie kan een gaatje in de blaas ontstaan (perforatie). De spoelvloeistof die tijdens de operatie wordt gebruikt, kan dan weglekken en buiten de blaas komen. Als dit gebeurt, wordt de operatie direct beëindigd. Zo’n gaatje sluit zich binnen enkele dagen vanzelf. In zeer zeldzame gevallen is het gaatje te groot en moet dan via een buikoperatie worden hersteld.

Nabloeding

Na de operatie kan er een blaasbloeding optreden. Meestal kan deze worden gestopt door extra te spoelen via de blaaskatheter. Heel soms moeten de stolsels op de operatiekamer worden verwijderd. Dit gebeurt dan onder narcose via een scoop in de plasbuis. Na het verwijderen van de stolsels wordt de bloeding tot stilstand gebracht.

Blaasontsteking

Om een blaasontsteking te voorkomen, krijgt u kort voor de operatie antibiotica via het infuus. Soms kunt u na de operatie toch een blaasontsteking ontwikkelen. U kunt dan last hebben van pijn bij het plassen en vaak kleine beetjes moeten plassen. Dit is met een antibioticakuur goed te behandelen. Bij mannen kan deze infectie een bijbalontsteking veroorzaken. Dit kan gepaard gaan met pijn aan de balzak, roodheid en zwelling. Ook dit wordt met een antibioticakuur behandeld.

Vernauwing van de plasbuis

Bij mannen is het mogelijk dat er door de operatie na een langere tijd een vernauwing in de plasbuis ontstaat. Dit wordt veroorzaakt door littekenvorming. Dit merkt u doordat de urinestraal minder krachtig wordt. Soms moet deze vernauwing met een operatie worden opgeheven.

Weer thuis

In de eerste periode na ontslag kunt u last hebben van de volgende verschijnselen:

  • Vaak aandrang om te plassen en soms moeite hebben om de plas op te houden. Deze klachten verdwijnen over het algemeen na enkele dagen.
  • Branderig gevoel bij het plassen meestal aan het begin of einde van het plassen.
  • Soms kan de urine nog wat bloederig zijn. Af en toe kunt u een bloedstolseltje uitplassen. U kunt tot ongeveer 6 weken na de operatie af en toe nog wat bloedverlies hebben. Het is wel van belang dat, gedurende deze weken, het bloedverlies minder wordt.

Leefregels

  • Als u pijn heeft adviseren wij u om vier maal per dag 2 tabletten van 500 mg paracetamol te nemen. Als dit niet afdoende is, bel dan met de polikliniek Urologie.
  • Wij raden u aan om een tot maximaal twee liter vocht per dag te drinken (geen alcohol). Hiermee voorkomt u dat er bloedstolsels in de blaas ontstaan.
  • Na de operatie mag u twee weken niet sporten.
  • Tot twee weken na de operatie mag u niet fietsen. U mag weer autorijden na 24 uur.
  • Tot één week na de operatie mag u geen geslachtsgemeenschap hebben.
  • Zorg dat de ontlasting zacht blijft omdat persen bij de ontlasting de kans op een nabloeding vergroot. Vezelrijke voeding en een tot twee liter drinken zijn belangrijk om uw ontlasting zacht te houden. Vezels zitten vooral in volkoren producten, groenten en fruit. Als dit niet voldoende is, kan de uroloog u medicijnen voorschrijven om de ontlasting zachter te maken. Als het voor u makkelijker is, kunt u hiervoor ook naar de huisarts.

Wanneer neemt u contact op met ons?

  • Als u niet meer kunt plassen;
  • Als u koorts krijgt boven de 38,5°C;
  • Als u bij het plassen veel bloed heeft met grote bloedstolsels;
  • Als u plotseling hevige buikpijn heeft die niet met de aanbevolen pijnstillers verdwijnt;
  • Als het bloedverlies na veertien dagen niet vermindert;
  • Bij ernstig brandende pijn tijdens het plassen;
  • Als u zich zorgen maakt of vragen heeft.

In deze gevallen belt u tijdens kantooruren met de polikliniek Urologie. Buiten kantooruren belt u met de Spoedeisende Hulp (SEH).

Weefselonderzoek

Een blaastumor is bijna altijd kwaadaardig. Het kwaadaardige weefsel kan vrij onschuldig zijn, maar ook agressief en meer uitgebreid. Het weefsel dat verwijderd werd tijdens de operatie, wordt daarom naar de patholoog opgestuurd voor onderzoek. Dit onderzoek wordt gedaan om vast te stellen wat de precieze aard van de tumor is.

Eerste polibezoek na opname

Ongeveer één week na de opname komt u terug op de polikliniek voor de uitslag van het weefselonderzoek. Omdat blaastumoren bijna altijd kwaadaardig zijn en u een verhoogde kans heeft dat ze terugkomen, is het belangrijk dat u onder controle blijft bij de uroloog. Dit betekent dat u regelmatig op de polikliniek terugkomt en de uroloog in uw blaas kijkt (cystoscopie). Afhankelijk van de uitslag van het weefselonderzoek, zal de uroloog met u een behandelplan opstellen.

Verhinderd

Bent u op de afgesproken datum of tijd verhinderd? Geef dit dan zo snel mogelijk door aan het secretariaat van de polikliniek Urologie. Als u dit op tijd doet, kan een andere wachtende patiënt worden ingepland.

Vragen

Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met polikliniek Urologie.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
Telefoon 040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl

Spoedeisende Hulp
040 – 239 96 00

Polikliniek Urologie
040 – 239 70 40

Verpleegafdeling Chirurgische oncologie
040 – 239 75 00

Routenummer(s) en overige informatie over de afdeling Urologie kunt u terugvinden op www.catharinaziekenhuis.nl/urologie


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden