Verwijderen van de blaas en aanleggen van een ureterocutaneostomie (Folder)
5623 EJ Eindhoven
040 - 239 91 11
Verwijderen van de blaas en aanleggen van een ureterocutaneostomie (Folder)
In overleg met uw uroloog is besloten om uw blaas te verwijderen (cystectomie) en een ureterocutaneostomie aan te leggen. Een ureterocutaneostomie is een kunstmatige uitgang op de buik, waarbij de urine in een zakje wordt opgevangen.
De blaas
De blaas ligt onderin de buik en is het orgaan waar de urine wordt verzameld. De urine wordt in de nieren geproduceerd en loopt daarna via de twee urineleiders (ureters) naar de blaas. Vervolgens wordt de urine via de plasbuis (urethra) uitgeplast. De nieren, urineleiders, blaas en plasbuis vormen samen de urinewegen.
Urinewegen bij man en vrouw
Een ureterocutaneostomie is nodig als:
- kwaadaardige gezwellen diep in de blaaswand groeien. In dit geval moet de blaas worden verwijderd en is het nodig de urine via een nieuwe uitgang af te voeren.
- er ernstige functiestoornissen van de blaas en/of de sluitspier zijn ontstaan. Hierdoor kan de druk in de blaas soms te hoog worden. Op de lange termijn kunnen beschadigingen in de nieren optreden. Ook in deze situatie is het soms nodig de urine via een nieuwe uitgang af te voeren
Voordat u geopereerd kunt worden, zijn nog enkele voorbereidingen noodzakelijk.
Voorbereidingen
Intakegesprek (oncologie) verpleegkundige
Als voorbereiding op uw operatie, krijgt u een afspraak bij de (oncologie)verpleegkundige voor een intakegesprek. Zij zal u informeren over de operatie en wat u hierna kunt verwachten. Ook zal zij de gegevens over uw gezondheid en medicijngebruik noteren in uw elektronisch dossier, zodat bij eventuele bijzonderheden op tijd actie kan worden ondernomen.
Preoperatieve screening en anesthesie
U wordt geopereerd en bent daarom doorverwezen naar de polikliniek preoperatieve screening (POS). Op deze polikliniek bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Als voorbereiding op deze afspraak kunt u thuis of op de polikliniek preoperatieve screening een vragenlijst over uw medische geschiedenis invullen. Tijdens dit gesprek komen een aantal onderwerpen aan bod. Dit zijn onder andere de soort verdoving (anesthesie) en pijnstilling. Ook wordt met u besproken waar u op moet letten met eten, drinken en roken op de dagen rondom de operatie.
Daarnaast worden met u afspraken gemaakt over hoe u op die dagen uw medicijnen gebruikt. Dit geldt ook voor bloedverdunners. Bespreek het gebruik van bloedverdunners ook altijd met uw behandelend arts. Als u medicijnen gebruikt, neem dan een actueel medicijnoverzicht of medicijnpaspoort mee.
Op de polikliniek preoperatieve screening kunt u alleen op afspraak terecht. De polikliniek is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 08.00 en 17.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 85 01.
Meer informatie over preoperatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie’.
Stomaverpleegkundige
Dit is een verpleegkundige die gespecialiseerd is in de zorg voor stomapatiënten. De stomaverpleegkundige zal al vooraf aan de operatie met u gaan oefenen met het aanbrengen van het stomamateriaal. Zo weet u goed wat u kunt verwachten na de operatie.
Na de operatie, nog tijdens de opname, zal de stomaverpleegkundige bij u langs komen voor eventuele extra begeleiding en instructie. Als u naar huis gaat regelt de stomaverpleegkundige dat u de benodigde materialen voor de verzorging van het stoma thuis ontvangt. Na het ontslag uit het ziekenhuis blijft de stomaverpleegkundige uw contactpersoon voor vragen over uw stoma. U zult bij haar terug komen voor controle van het stoma.
Plaatsbepaling
Tijdens het gesprek op de polikliniek of vlak voor de operatie kijkt de stomaverpleegkundige welke plek op uw buik het meest geschikt is voor een stoma. Met een markeerstift zal ze dit op uw buik aangeven. De uroloog legt, indien mogelijk, op deze plek het stoma aan.
Aandachtspunten
- Meld het gebruik van medicijnen aan uw uroloog.
- Heeft u op de dag voor uw opname koorts? Neem dan contact op met de polikliniek Urologie.
- Ongeveer zeven dagen van tevoren wordt u gebeld om u te laten weten wanneer u wordt geopereerd en op welke afdeling u wordt verwacht.
Opnamedag
Op de afgesproken dag en tijd meldt u zich op de verpleegafdeling Chirurgische Oncologie. Een verpleegkundige begeleidt u naar uw kamer, neemt met u de praktische gang van zaken op de afdeling door en meet uw temperatuur, bloeddruk en polsslag. Deze verpleegkundige zal ook uw medicatie in de computer invoeren, zodat deze eventueel besteld kunnen worden. Het is belangrijk dat u uw medicijnen en een recent medicijnenoverzicht meeneemt naar het ziekenhuis. U kunt uw dieetwensen kenbaar maken en mogelijke andere wensen die u heeft voor uw verblijf op de afdeling bespreken.
De stomaverpleegkundige komt langs om de definitieve plaats te bepalen waar de stoma moet komen. Soms is dit al gebeurd op de polikliniek.
De dag van de operatie
Kort voor de operatie krijgt u een operatiehemd aan en ook pijnstillers toegediend. Als u aan de beurt bent, rijdt de verpleegkundige u in uw bed naar de voorbereidingskamer van de operatiekamers waar een OK-medewerker de zorg voor u over neemt. Voordat de operatie begint wordt door het hele operatieteam het ‘Time out’ moment genomen. Dit is een moment waarbij het hele operatieteam stil staat bij uw operatie. Onder andere uw naam, geboortedatum, welke operatie, welke vorm van verdoving en de operatiebenodigdheden worden gecontroleerd. Er worden u vragen gesteld die u misschien al eerder beantwoord heeft, zoals: wie bent u, wat is uw geboortedatum, welke operatie krijgt u en aan welk lichaamsdeel wordt u geopereerd. Dit wordt gedaan om uw veiligheid te waarborgen.
De operatie
De operatie vindt plaats onder algehele narcose. Het verwijderen van een blaas met het aanleggen van een ureterocutaneostomie is een grote operatie. De operatie duurt tussen de 5 en 8 uur. Er zijn verschillende manieren om de operatie uit te voeren:
- Via een ‘open’ operatie, dit noemen we een open cystectomie.
- Met een kijkoperatie met behulp van de robot, dit noemen we een robotgeassisteerde laparoscopische cystectomie.
In sommige gevallen is het beter om een open operatie te doen en in andere gevallen kan het zowel open als met de robot. De uroloog heeft met u op de polikliniek besproken welke vorm voor u het beste is.
Ureterocutaneostomie
Een ureterocutaneostomie is een kunstmatige uitgang (opening) in de buikwand. Bij deze methode wordt de urineleider in uw buikhuid gehecht. Via deze opening komt de urine naar buiten toe. Om deze opening open te houden, wordt er tijdens de operatie een heel dun kathetertje (splint) ingebracht en opgevoerd tot het nierbekken. U krijgt een kunststof zakje op uw buik geplakt om de urine in op te vangen. Er ontstaan dan één of twee kleine urinestoma’s aan weerszijden van de buik (vrijwel altijd hoog in de flank). Soms kunnen beide urineleiders ook in één opening op de buik uitmonden als de urineleiders hier lang genoeg voor zijn.
Open cystectomie
Bij een ‘open operatie’ maakt de uroloog een snede in de onderbuik. De snede begint vaak net onder de navel tot aan het schaambeen. Daarna maakt de uroloog de ureterocutaneostomie zoals hierboven is beschreven.
Robotgeassisteerde laparoscopische cystectomie
Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). De uroloog maakt een aantal korte snedes (incisies) in uw buik. Via een korte snede gaat een dunne holle buis de buik in. Daarna gaat door dezelfde korte snede de laparoscoop, waarop een videocamera is aangesloten. Het opereren gebeurt helemaal via het televisiescherm, vandaar de naam ‘kijkoperatie’. Via de andere korte snedes brengt de uroloog de instrumenten in die nodig zijn om u te kunnen opereren. De robotarmen worden aan deze instrumenten vastgemaakt en door de uroloog bediend.
Soms blijkt tijdens de kijkoperatie dat het niet lukt om de blaas op deze manier te verwijderen. In dat geval gaat de arts over op de ‘open’ operatie. Dit heeft de arts vooraf met u besproken.
Bij de man
Bij de man wordt meestal ook de prostaat verwijderd. In het operatiegebied liggen de zenuwen en de bloedvaten die belangrijk zijn voor de potentie (erectie of stijf worden van de penis). Na verwijdering van de blaas bij de man moet u er rekening mee houden dat de zenuwvoorziening van de penis is aangetast. Dit betekent dat u na verwijdering van de blaas zeer waarschijnlijk geen erecties meer kunt krijgen.
Bij de vrouw
Als de blaas van een vrouw verwijderd moet worden, is het vaak nodig om ook de voorwand van de vagina, de baarmoeder en de eierstokken te verwijderen. Hierdoor wordt de vagina korter waardoor geslachtsgemeenschap anders kan zijn. Ook kan de vagina minder vochtig worden bij seksuele opwinding. Dit kan eveneens problemen opleveren bij de geslachtsgemeenschap. Als de blaastumor gunstig is gelegen, bijvoorbeeld in de koepel of het dak van de blaas, dan kan de vaginavoorwand intact blijven. Soms hoeft de baarmoeder dan niet te worden weggenomen. Meestal kan de plasbuis in het lichaam blijven zitten. Als de tumor echter in de buurt zit van de plasbuis, dan wordt ook de plasbuis tijdens de operatie verwijderd.
Lymfeklieren
Wanneer er sprake is van blaaskanker worden zowel de blaas als lymfeklieren weggenomen. Vaak is het wegnemen van de blaas per definitie belangrijk om problemen van doorgroei en bloedingen uit de tumor te voorkomen om zo ook een betere kwaliteit van leven te verkrijgen. De lymfeklieren worden aanvullend weggenomen om te beoordelen of er uitzaaiingen aanwezig zijn. Zijn er veel uitzaaiingen, dan zou aanvullende chemotherapie voor u een optie kunnen zijn. Het kan ook zijn dat er maar een beperkt aantal lymfeklieren met kanker zijn aangedaan waardoor het weghalen van deze klieren uw kankerprognose zelfs gunstig kan beïnvloeden.
Na de operatie
Na een open cystectomie wordt u meestal één dag opgenomen op de afdeling Medium Care of Intensive Care (IC). Na een robotgeassisteerde cystectomie gaat u meestal direct naar de afdeling Urologie. Op de IC of MC bent u aangesloten op allerlei apparaten waarmee de verpleegkundigen u goed in de gaten kunnen houden. Soms is het noodzakelijk u tijdelijk te beademen. Uw contactpersoon wordt na de operatie door de operateur gebeld en geïnformeerd over het verloop van de operatie.
Stoma
De afdelingsverpleegkundige helpt u dagelijks in het aanleren van de stomazorg.
Wonddrain
De uroloog laat soms een wonddrain in uw buik achter. Deze zorgt voor het afvoeren van lymfevocht, bloed en wondvocht.
Splints
De urineleiders worden op de buik toe naar buiten gehecht. Om te zorgen dat deze opening open blijft en dat de aanhechting van de urineleider(s) goed kan genezen wordt er een slangetje(s) (splints) in de urineleiders geplaatst. De splints monden uit in het stomazakje. Deze splints worden iedere 6 weken poliklinisch vervangen. In de loop der tijd wordt beoordeeld of de splints definitief verwijderd kunnen worden.
Infuus
U heeft de eerste dagen een infuus in uw hals en/of arm. Dit is voor het toedienen van vocht en/of medicijnen.
Pijnbestrijding
Epiduraalkatheter
Indien u een open cystectomie heeft gehad, zit er in uw rug een dun slangetje waardoor pijnstilling wordt gegeven (epiduraal katheter). Meestal wordt deze binnen 72 uur verwijderd.
Elastomeerpomp
Indien u een laparoscopische cystectomie heeft gehad, zit er in uw buik een dun slangetje waardoor continu pijnstilling wordt gegeven (elastomeerpomp). Meestal wordt deze binnen 72 uur verwijderd.
Risico’s en complicaties
Tijdens of na de operatie kunnen de volgende problemen voorkomen:
- Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo zijn ook bij een blaasoperatie de normale risico’s op complicaties aanwezig, zoals nabloeding, wondinfectie, trombose of longontsteking. Bij een wondinfectie duurt de genezing langer dan normaal en het kan zijn dat uw ziekenhuisverblijf verlengd wordt. Een nabloeding kan meestal afwachtend behandeld worden. Soms is het nodig u opnieuw te opereren om te beoordelen waar de bloeding zit, waarna deze gehecht kan worden.
- Vlak na de operatie kan het zijn dat de darmbeweging slecht op gang komt. Dit gaat vaak gepaard met een opgezette buik. Als dit het geval is, is het meestal nodig een maagsonde te plaatsen. In sommige gevallen is het nodig om u tijdelijk te voeden via een sonde of een infuus. Meestal komen de darmbewegingen daarna spontaan op gang. Dit uit zich in het laten van winden en uiteindelijk in het komen van de ontlasting.
- Er kunnen ook wondgenezingsproblemen optreden, zoals een wondinfectie wat zou kunnen leiden tot een niet goed sluiten van de buikwand. Het kan zijn dat er een tweede operatie nodig is om dit te verhelpen.
Mogelijke problemen na wat langere tijd
Als u thuis bent kan het zijn dat er nog complicaties op langere termijn optreden:
- Soms kan het zijn dat de plaats waar het stoma is aangelegd, niet ideaal is. Hoewel tijdens de opname is aangegeven waar het stoma moet komen te zitten, kan het soms om technische redenen onmogelijk zijn om het stoma daar te plaatsen. Als het stoma op een ‘onhandige’ plaats zit, kunnen er problemen ontstaan zoals lekkage van urine. Vaak kunt u met hulp van de stomaverpleegkundige een nieuw soort plakmateriaal uitzoeken en gebruiken, waardoor deze lekkages tot een minimum beperkt kunnen worden.
- Tot slot kunnen er huidproblemen ontstaan rondom het stoma. Vaak kunnen deze problemen met huidverzorgende producten worden behandeld. Soms is het nodig dat er een katheter wordt geplaatst in de stoma zodat de huid optimaal kan genezen. Vaak gebeurt dit in een overleg met de dermatoloog (huidarts).
Ontslag
Na ongeveer 5 werkdagen zal de uitslag van het weefselonderzoek (PA-uitslag) bekend zijn. De (zaal)arts en/of behandelend uroloog zal dit dan met u bespreken. Ongeveer na 7-14 dagen na de operatie beoordelen de uroloog of u naar huis kunt.
Leefregels na de operatie
Als u eenmaal thuis bent, kunt u nog niet alles doen. Houdt u daarom aan de volgende regels:
- De eerste zes weken na de operatie mag u niet bukken of zwaar tillen.
- Neem op tijd rust. U heeft een grote operatie gehad waardoor u zich mogelijk lange tijd moe kunt voelen.
- Wij raden u aan om 1.5 liter vocht per dag te drinken.
- U kunt thuis weer gewoon eten wat u gewend was.
- Verder adviseren wij u een vezelrijke voeding om een regelmatige stoelgang te bevorderen. Overmatig persen moet u vermijden.
- U mag de eerste vier weken alleen kort douchen (dus niet baden). Droog uzelf daarna goed af. De stomaverpleegkundige zal tijdens de controleafspraak het douchen en/of baden verder met u bespreken.
- Bespreek het hervatten van uw werkzaamheden in overleg met uw bedrijfsarts.
- Zelf autorijden mag u na drie weken.
- Fietsen mag u na zes weken.
- Na zes weken mag u weer beginnen met sporten en andere lichamelijke inspanningen. Doe dit op geleide van de pijn en bepaal hierin zelf wat u aankunt.
- Tot zes weken na de operatie geen geslachtsgemeenschap hebben.
- Om de kans op trombose te verkleinen zult u voor 28 dagen na de operatie thuis anti-trombose spuitjes moeten gebruiken. De verpleegkundige op de afdeling zal u hierover instructies geven.
Wanneer neemt u direct contact op?
In de volgende gevallen is het belangrijk dat u contact opneemt:
- Bij koorts boven de 38.5 °C
- Als de wond rood, pijnlijk en/of opgezet wordt;
- Als de stomie geen of weinig urine produceert;
- Bij pijn onder in de buik die niet reageert op paracetamol (vier maal daags 1000 milligram per 24 uur).
Controleer dagelijks de afloop van de splint en spoel de splint zo nodig door (instructies krijgt u hiervoor van de verpleegafdeling). Neem contact op indien:
- Geen of weinig productie via een of beide splints
- Flankpijn
- Plotseling bloed bij de urine (met stolsels)
- De splint is uitgezakt (u mag de splint nooit zelf terugplaatsen)
Poliklinische vervolgafspraken
In de eerste jaren na de operatie wordt u regelmatig gecontroleerd. Het kan namelijk zijn dat het doel van uw operatie in opzet was de kanker te genezen en dat de gehele blaas is verwijderd. Ondanks dit, is het helaas mogelijk dat de blaaskanker al in een eerder stadium was uitgezaaid naar andere organen. Om te beoordelen of er uitzaaiingen zijn ontstaan, worden regelmatig onderzoeken gedaan, zoals bijvoorbeeld een CT-scan van de buik of een longfoto. Hiermee is ook een plaatselijke terugkeer van de tumor op te sporen.
De splint wordt elke 6 à 8 weken gewisseld op het Urologisch behandelcentrum. Op de dag van de wissel van de splint moet u antibiotica innemen. De arts zal de antibiotica aan u voorschrijven. De stomaverpleegkundige blijft u poliklinisch vervolgen.
Opleidingsziekenhuis
Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij leiden artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners op. Dit betekent dat ook een zorgverlener in opleiding uw behandeling, onderzoek of operatie kan uitvoeren. Maar dit is niet altijd zo. Uw veiligheid staat altijd bij ons voorop. Als een zorgverlener in opleiding u helpt, werkt deze altijd onder begeleiding van een gediplomeerd zorgverlener. Als u niet wilt dat een zorgverlener in opleiding u helpt, dan kunt u dit met uw arts bespreken.
Vragen
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u op werkdagen contact opnemen met de polikliniek Urologie.
Contactgegevens
Catharina Ziekenhuis
Telefoon 040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl
Polikliniek Urologie
040 – 239 70 40
Verpleegafdeling Chirurgische oncologie
040 – 239 75 00
Spoedeisende Hulp
040 – 239 96 00
Routenummer(s) en overige informatie over de afdeling Urologie kunt u terugvinden op www.catharinaziekenhuis.nl/urologie