Verwijderen van de blaas en de aanleg van een neoblaas (Folder)

Urologie
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Verwijderen van de blaas en de aanleg van een neoblaas (Folder)

In overleg met uw uroloog is besloten om uw blaas te verwijderen (cystectomie) en een neoblaas aan te leggen. In deze folder vindt u algemene informatie over deze operatie. Voor u persoonlijk kan de situatie anders zijn dan hier is beschreven. Als dat zo is, dan bespreekt uw behandelend arts dit met u.

De blaas

De blaas ligt onderin de buik en is een orgaan waarin de urine wordt verzameld. De urine wordt in de nieren geproduceerd en loopt daarna via de twee urineleiders (ureters) naar de blaas. Vervolgens wordt de urine via de plasbuis (urethra) uitgeplast. De nieren, urineleiders, blaas en plasbuis vormen samen de urinewegen.

URO-069 afbeelding 1.png

  Illustratie 1: Urinewegen

 
Neoblaas

Een neoblaas is een urinereservoir dat is aangesloten op de natuurlijke plasbuis (urethra). De urineleiders worden van de blaas losgemaakt en na het verwijderen van de blaas aangesloten op een nieuw gevormd reservoir (neoblaas).

Dit reservoir wordt met een vrijgemaakt stuk dunne darm van ongeveer 50 tot 60 centimeter zodanig geconstrueerd, dat het een nieuwe blaas vormt (zie illustratie 2). Op deze wijze loopt een voortdurende stroom urine vanuit de nieren naar de neoblaas. De sluitspier van de plasbuis moet intact zijn gebleven om natuurlijke controle op het urineren te behouden. Het ledigen van de neoblaas gebeurt door het ontspannen van de sluitspier en door enige persdruk met de buikpieren op de volle blaas uit te oefenen. Na de operatie zit er een katheter in de blaas. Het doel is om er uiteindelijk voor te zorgen dat urineren via de plasbuis weer gewoon mogelijk is.

Dat betekent:

  • dat u via de normale weg kunt urineren;
  • dat u het urineren, als de neoblaas en spieren goed functioneren, zelf onder controle heeft.

Illustratie 2: Neoblaas (Studer)

Bij het vormen van een neoblaas wordt eerst de hele originele blaas weggenomen. Daarnaast:

  • wordt bij mannen vaak de prostaat verwijderd;
  • bij vrouwen worden soms de eileiders en ook de baarmoeder verwijderd.

De voorgaande punten komen verder in deze folder nog uitgebreid aan bod (zie ‘De operatie’).

Verschillen van een neoblaas ten opzichte van een bricker (urinestoma) zijn:

  • U heeft controle over het urineren, maar het is vaak nodig (ter voorkoming van urinelekkage) om ’s nachts een keer of enkele keren de wekker te zetten. De kans bestaat namelijk dat u urine verliest, bij nog onvoldoende krachtsbeheersing van uw bekkenbodemspieren. Dit kan blijvend zijn.
  • De kans bestaat dat u, bij onvoldoende vermogen om uw neoblaas volledig te ledigen, de achtergebleven urine via een katheter moet laten aflopen (zelf katheteriseren).
  • Doordat het darmslijmvlies slijm blijft produceren zal er altijd enig slijm in de urine te zien zijn. Meestal is dit te herkennen als witte vlokjes. In de regel geeft deze slijmproductie geen verdere hinder.
  • Uw uiterlijk wordt niet veranderd door een urinestoma.
  • U heeft normale bewegingsvrijheid.
  • De operatie duurt langer.

Voorbereiding op de operatie

Voor de operatie zijn nog enkele voorbereidingen noodzakelijk.

Intakegesprek verpleegkundig consulent

Als voorbereiding op uw operatie, krijgt u een afspraak bij de verpleegkundig consulent oncologische urologie voor een intakegesprek. Zij zal u informeren over de operatie en wat u hierna kunt verwachten. Ook zal zij de gegevens over uw gezondheid en medicijngebruik noteren in uw elektronisch dossier, zodat bij eventuele bijzonderheden op tijd actie kan worden ondernomen.

Pre-operatieve screening en anesthesie

U wordt geopereerd en bent daarom doorverwezen naar de polikliniek Pre-Operatieve Screening (POS). Op deze polikliniek bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Tijdens dit gesprek bespreken we de verdoving (anesthesie) en pijnstilling met u. We bespreken waarop u moet letten met eten, drinken en roken op de dagen rondom de operatie. Daarnaast spreken we af hoe u op die dagen uw medicijnen gebruikt. Dit geldt ook voor bloedverdunners. Omdat we uw medicijnen willen controleren krijgt u ook een afspraak bij de Apotheek. Zorg dat u tijdens deze afspraak een actueel medicijnen overzicht of medicijnpaspoort bij de hand heeft als u medicijnen gebruikt. Ook vragen we u om bij uw eigen apotheek toestemming te verlenen voor het digitaal delen van de medicatiegegevens.

Ter voorbereiding op deze afspraken vragen we u een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst staat voor u klaar in MijnCatharina. Het is belangrijk dat u deze vragenlijst zo snel mogelijk invult. Nadat u de vragenlijst heeft ingevuld, plannen wij voor u een afspraak bij de Apotheek en een afspraak bij de polikliniek Pre-operatieve screening. Soms zijn dit telefonische afspraken; soms nodigen we u uit voor een bezoek op de polikliniek. Dit hangt af van de antwoorden op de vragenlijst en de operatie die u krijgt. 

Bij de Apotheek en de polikliniek Pre-operatieve screening kunt u alleen op afspraak terecht.

De Apotheek is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 16.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 87 20.

De polikliniek Pre-operatieve screening is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 08.00 en 17.00 uur via telefoonnummer 040 – 239 85 01.

Meer informatie over Pre-operatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie‘.

Stomaverpleegkundige

Zoals de uroloog met u besproken heeft, kan tijdens de operatie blijken dat het om technische redenen niet mogelijk is om een nieuwe blaas aan te leggen. Dan is alsnog een stoma nodig. Daarom verwijst de uroloog u voor de operatie altijd door naar de stomaverpleegkundige. Dit is een verpleegkundige die gespecialiseerd is in de zorg voor stomapatiënten. Zij werkt vanuit de polikliniek Oncologie en komt ook op de verpleegafdeling. Op de polikliniek informeert zij u over het krijgen van een stoma en de gevolgen van een stoma op uw dagelijks leven. Ze geeft u informatiemateriaal mee die u thuis nog eens rustig kunt doornemen.

Plaatsbepaling

Tijdens het gesprek op de polikliniek of vlak voor de operatie kijkt de stomaverpleegkundige welke plek op uw buik het meest geschikt is voor een eventueel stoma. Met een markeerstift zal ze dit op uw buik aangeven. Op deze plek zal de uroloog het stoma proberen aan te leggen.

Continentieverpleegkundige

De continentieverpleegkundige begeleidt en informeert u over het te verwachte nieuwe plaspatroon. Ook leert ze u aan hoe u eventueel na de operatie zelf moet gaan katheteriseren. De kans bestaat namelijk dat u na de operatie de achtergebleven urine via een katheter moet laten aflopen. Een katheter is een dun kunststof slangetje dat u zelf in de blaas brengt. Hiermee voert u de overgebleven urine af. In uw nieuwe blaas mag niet meer dan 350 – 400 ml urine zitten, omdat u uw neoblaas niet te veel mag oprekken.

Bekkenbodemfysiotherapeut

Het komt voor dat de bekkenbodemspieren na de operatie van de blaas niet optimaal functioneren. U kunt deze bekkenbodemspieren trainen onder leiding van een gespecialiseerd fysiotherapeut, een zogenaamde bekkenbodemfysiotherapeut. De continentieverpleegkundige verwijst u zonodig naar deze therapeut.

Aandachtspunten
  • Meld het gebruik van medicijnen aan uw uroloog.
  • Heeft u op de dag voor uw opname koorts? Neem dan contact op met de polikliniek Urologie.
  • Ongeveer zeven dagen van tevoren wordt u gebeld om u te laten weten wanneer u wordt geopereerd en op welke afdeling u wordt verwacht.

Opnamedag

Op de afgesproken dag en tijd meldt u zich op deafdeling . Een verpleegkundige begeleidt u naar uw kamer, neemt met u de praktische gang van zaken op de afdeling door en meet uw temperatuur, bloeddruk en polsslag. Deze verpleegkundige voert ook uw medicatie in de computer in en bestelt deze zo nodig. Het is belangrijk dat u uw medicijnen en een recent medicijnenoverzicht meeneemt naar het ziekenhuis. U kunt uw dieetwensen kenbaar maken en mogelijke andere wensen die u heeft voor uw verblijf op de afdeling bespreken.

De stomaverpleegkundige komt langs om de definitieve plaats te bepalen waar de stoma moet komen. Soms is dit al gebeurd op de polikliniek.

De dag van de operatie

Kort voor de operatie krijgt u een operatiehemd aan en meestal ook al pijnstillers. Als u aan de beurt bent, rijdt de verpleegkundige u in uw bed naar de voorbereidingskamer van de operatiekamers waar een OK-medewerker de zorg voor u over neemt. Voordat de operatie begint, wordt door het hele operatieteam het ‘Time out’ moment genomen. Dit is een moment waarbij het hele operatieteam stil staat bij uw operatie. Onder andere uw naam, geboortedatum, welke operatie, welke vorm van verdoving en de operatiebenodigdheden worden gecontroleerd. De uroloog stelt u vragen die u misschien al eerder beantwoord heeft zoals: wie bent u, wat is uw geboortedatum, welke operatie krijgt u en aan welk lichaamsdeel wordt u geopereerd. Dit wordt gedaan om uw veiligheid te waarborgen.

De operatie

De operatie vindt plaats onder algehele narcose. Het verwijderen van een blaas met het aanleggen van een neoblaas is een grote operatie. De operatie duurt tussen de 4 en 6 uur.

Er zijn verschillende manieren om de operatie uit te voeren:

  • Via een ‘open’ operatie, dit noemen we een open cystectomie.
  • Met een kijkoperatie met behulp van de robot, dit noemen we een robotgeassisteerde laparoscopische cystectomie.

In sommige gevallen is het beter om een open operatie te doen en in andere gevallen kan het zowel open als met de robot. De uroloog heeft met u op de polikliniek besproken welke vorm voor u het beste is.

Open cystectomie

Bij een ‘open operatie’ maakt de uroloog een snede in de onderbuik.

De snede begint vaak enkele centimeters onder de navel en loopt tot het schaambeen. Daarna maakt de uroloog de neoblaas zoals eerder is beschreven. Tijdens de operatie wordt ook de blaas verwijderd.

Robotgeassisteerde laparoscopische cystectomie

Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). De uroloog maakt een aantal korte snedes (incisies) in uw buik. Via een korte snede gaat een dunne holle buis de buik in. Daarna gaat door dezelfde korte snede de laparoscoop, waarop een videocamera is aangesloten. Het opereren gebeurt helemaal via het televisiescherm, vandaar de naam ‘kijkoperatie’. Via de andere korte snedes brengt de uroloog de instrumenten in die nodig zijn om u te kunnen opereren. De robotarmen worden aan deze instrumenten vastgemaakt en door de uroloog bediend.

Soms blijkt tijdens de kijkoperatie dat het niet lukt om de blaas op deze manier te verwijderen. In dat geval gaat de arts over op de ‘open’ operatie. Dit heeft de arts vooraf met u besproken.

Bij de man

Bij de man wordt meestal ook de prostaat verwijderd. In het operatiegebied liggen de zenuwen en de bloedvaten die belangrijk zijn voor de potentie (erectie of stijf worden van de penis). Na verwijdering van de blaas en de prostaat moet u er rekening mee houden dat de zenuwvoorziening van de penis wordt aangetast. Dit betekent dat u na verwijdering van de blaas zeer waarschijnlijk geen erecties meer kunt krijgen.

Bij de vrouw

Als de blaas van een vrouw verwijderd moet worden, is het vaak nodig om ook de voorwand van de vagina en de baarmoeder te verwijderen. Hierdoor wordt de vagina minder wijd en korter waardoor geslachtsgemeenschap anders kan zijn. Ook kan de vagina minder vochtig worden bij seksuele opwinding. Dit kan eveneens problemen opleveren bij de geslachtsgemeenschap. Als de blaastumor gunstig is gelegen, bijvoorbeeld in de koepel of het dak van de blaas, dan kan de vaginavoorwand intact blijven. Soms hoeft de baarmoeder dan ook niet te worden weggenomen. Meestal kan de plasbuis in het lichaam blijven zitten. Als de tumor echter in de buurt zit van de plasbuis, dan wordt ook de plasbuis tijdens de operatie verwijderd. Enkel als de plasbuis blijft zitten en de vagina intact blijft kunt u in aanmerking komen voor een nieuwe blaas.

Lymfeklieren

Wanneer er sprake is van blaaskanker verwijderen we eerst de blaas en halen daarna de lymfeklieren weg. Vaak is het wegnemen van de blaas per definitie belangrijk om problemen van doorgroei en bloedingen uit de tumor te voorkomen om zo ook een betere kwaliteit van leven te verkrijgen. De lymfeklieren worden aanvullend weggenomen om te beoordelen of er uitzaaiingen aanwezig zijn. Zijn er veel uitzaaiingen, dan zou aanvullende chemotherapie voor u een optie kunnen zijn. Het kan ook zijn dat er maar een beperkt aantal lymfeklieren met kanker is aangedaan waardoor het weghalen van deze klieren uw kankerprognose zelfs gunstig kan beïnvloeden.

Na de operatie

Na een open cystectomie wordt u meestal één dag opgenomen op de afdeling Medium Care of Intensive Care (IC). Na een robotgeassisteerde cystectomie gaat u meestal direct naar de afdeling Chirurgische Oncologie . Op de IC of MC bent u aangesloten op allerlei apparaten waarmee de verpleegkundigen u goed in de gaten kunnen houden. Soms is het noodzakelijk u tijdelijk te beademen. Uw contactpersoon wordt na de operatie door de operateur gebeld en geïnformeerd over het verloop van de operatie.

Splints

Om ervoor te zorgen dat de verbindingen tussen de urineleiders en het stukje dunne darm zonder problemen kunnen genezen, plaatst de uroloog twee kleine buisjes (splints) in de urineleiders. De splints zijn ook aangebracht om te voorkomen dat de urineleiders door littekenvorming dichtgeknepen worden. Deze splints worden naar buiten geleid op de buik en kunnen na ongeveer tien dagen worden verwijderd zonder dat hiervoor een aanvullende operatie nodig is. Om de urine uit de splints op te vangen wordt er tijdelijk een stomazakje op de buik geplakt.

Wonddrain

De uroloog laat soms een wonddrain in uw buik achter. Deze zorgt voor het afvoeren van lymfevocht, bloed en wondvocht. Na de operatie kan het voorkomen dat u nog vocht verliest via de plasbuis. Zo nodig kunt u hier incontinentiemateriaal voor dragen.

Katheters

Via de plasbuis loopt een katheter naar de nieuwe blaas (blaaskatheter). Deze katheter voert de urine af. De blaaskatheter voorkomt dat de hechtingen van de nieuwe blaas onder spanning komen te staan.

De katheter in de nieuwe blaas blijft ongeveer tien tot veertien dagen zitten. Daarna wordt een foto met contrastvloeistof (cystogram) gemaakt om de nieuwe blaas te controleren. Is er geen lekkage, dan mag de katheter eruit en mag u gaan oefenen met plassen.

De nieuwe blaas is gemaakt van dunne darm. Van oorsprong maakt deze ‘darmvlokken’ aan. Ook al doet dit stuk darm dienst als ‘blaas’, hij blijft toch de darmvlokken aanmaken. Om te voorkomen dat de katheter verstopt raakt door de darmvlokken, wordt de nieuwe blaas meerdere keren per dag gespoeld via de blaaskatheter. Na verloop van tijd verandert de samenstelling van de darmvlokken van een slijmerige substantie naar lichte draadvormige sliertjes die u gewoon uitplast. De sliertjes blijven altijd aanwezig. De continentieverpleegkundige bespreekt met u de spoelingen en de frequentie hiervan.

Infuus

U heeft de eerste dagen een infuus in uw hals en/of arm. Dit is voor het toedienen van vocht en/of medicijnen.

Pijnbestrijding

Na de operatie zit er in uw buik een dun slangetje waardoor continu pijnstilling wordt gegeven (elastomeerpomp). Meestal wordt deze binnen 72 uur verwijderd.

ERAS

Rondom de operatie passen we het ERAS programma toe. Dit programma is erop gericht dat u na de operatie beter en sneller herstelt. ERAS is een afkorting van de Engelse woorden; Enhanced Recovery After Surgery.

Voor meer informatie zie folder ERAS.

Risico’s en complicaties

Tijdens of na de operatie kunnen de volgende problemen voorkomen:

  • Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo zijn ook bij een blaasoperatie de normale risico’s op complicaties aanwezig, zoals nabloeding, wondinfectie, trombose of longontsteking. Bij een wondinfectie duurt de genezing langer dan normaal en het kan zijn dat uw ziekenhuisverblijf verlengd wordt. Een nabloeding kan meestal afwachtend behandeld worden. Soms is het nodig u opnieuw te opereren om te beoordelen waar de bloeding zit en deze te hechten en te stoppen.
  • Vlak na de operatie kan het zijn dat de darmbeweging slecht op gang komt. Dit gaat vaak gepaard met een opgezette buik. Als dit het geval is, is het meestal nodig om een  maagsonde te plaatsen.  In sommige gevallen is het nodig om u tijdelijk te voeden via een sonde of een infuus. Meestal komen de darmbewegingen daarna spontaan op gang. Dit uit zich in het laten van winden en uiteindelijk in het komen van de ontlasting.
  • Er kan urinelekkage optreden. Dit kan ontstaan bij de overgang van de urineleiders naar de dunne darm, maar ook uit het stuk dunne darm waar de nieuwe blaas uit is gemaakt. De drain in de buik om bloed en lichaamsvocht af te voeren, moet dan blijven zitten totdat de lekkage is gestopt.
  • Het kan voorkomen dat na de operatie de katheter verstopt raakt. Dit proberen we zo veel mogelijk te voorkomen door op gezette tijden de neoblaas te spoelen, zodat de katheter niet verstopt kan raken en de blaas niet overmatig uit kan rekken.
  • Er kunnen ook wondgenezingsproblemen optreden, zoals een wondinfectie. Dat zou kunnen leiden tot het niet goed sluiten van de buikwand. Het kan zijn dat er een tweede operatie nodig is om dit te verhelpen.
  • Bij een neoblaas is er een grotere kans op het krijgen van infecties op de langere duur. Bij de poliklinische controle blijkt dan vaak dat er bacteriën in de urine zitten. Soms kunnen infecties ontstaan doordat er te veel urine achterblijft na het plassen. Daarom wordt regelmatig gecontroleerd of de blaas goed leeg komt. Als het zo erg wordt, dat dit leidt tot belemmering van de afvloed van urine uit de nieren, dan is het soms nodig om achtergebleven urine via een katheter te laten afvloeien (zelf katheteriseren).
  • Doordat de nieuwe blaas van darmweefsel is gemaakt kunnen er bepaalde stoffen uit de urine opgenomen worden via deze darm. Hierdoor is het mogelijk dat er verzuring van het bloed optreedt. Tijdens de poliklinische controles wordt uw bloed hier nauwlettend op gecontroleerd. Om deze verzuring tegen te gaan, krijgt u minimaal een half jaar een medicijn (Natriumbicarbonaat) voorgeschreven. Na enige tijd went de darm aan de aanwezigheid van urine en vindt er een soort aanpassing plaats van de dunne darmblaas.
  • Een vervelende complicatie na plaatsing van een nieuwe blaas is, dat patiënten na deze operatie incontinent kunnen zijn voor urine. Dit komt bij circa 10 – 20% van de patiënten voor en varieert in ernst.
  • Verder hebben patiënten na deze operatie vaak last van nachtelijke incontinentie. Dat heeft meestal te maken met het feit dat de blaas samentrekt op momenten dat u dat zelf niet kunt controleren. Dit is een soort nachtelijk ritme in de blaas. Dit is zeer moeilijk tot niet behandelbaar. Bij de mannen kan het gebruik van een condoomkatheter worden geadviseerd. De meeste patiënten zijn overdag merendeel droog en kunnen op gezette tijden een aantal malen per dag plassen.

Urineren met de neoblaas

Als de blaaskatheter verwijderd is, moet u zelf weer gaan plassen. Bij een gewone blaas geven zenuwen een seintje aan de hersenen als de blaas vol is en dan krijgt u aandrang om te plassen. Een reservoir van darm heeft deze zenuwen niet en daarom voelt men geen aandrang als het reservoir vol is. Daarom moet u ‘op de klok’ plassen. U zult nu regelmatig naar het toilet moeten gaan om te plassen. In het begin iedere twee uur, later wordt dit uitgebreid naar drie tot vier uur. Ook ’s nachts zet u de wekker om te plassen. Op termijn is dit ongeveer één keer per nacht. Vaak is er desondanks toch urineverlies en zal men daarvoor opvangmateriaal (incontinentieverband) moeten gebruiken. Door de bekkenbodem en de sluitspieren goed te trainen wordt dit na verloop steeds minder. De continentieverpleegkundige begeleidt u tijdens dit proces. Zij legt u voor en na de opname uit hoe u met de neoblaas moet plassen. Zij zorgt ook voor het opvangmateriaal die u thuis eventueel nodig heeft. Na drie tot zes maanden is de capaciteit van de neoblaas meestal toegenomen tot 300 – 500 ml. Dan hoeft u ’s nachts de wakker niet meer te zetten om te plassen.

Blaastraining 

Omdat uw blaas verwijderd is en het gevoel te moeten plassen er niet meer is, is het moeilijk om opnieuw te leren plassen. Hieronder staan tips die u daarbij kunnen helpen.

  • Het is belangrijk in het begin regelmatig naar het toilet te gaan om proberen te plassen.
  • De tijd die ertussen mag zitten is overdag maximaal 2,5 uur tot 3 uur, ’s nachts maximaal 4 uur.
  • Ga in een goede houding zitten; met beide voeten plat op de grond.
  • Ontspan uw benen. Ga niet ‘hangen’ op een verhoogd toilet. Zet eventueel een voetenbankje onder uw voeten.
  • Kantel het bekken wat naar voren, zodat de nieuwe blaas boven de plasbuis komt te liggen.
  • Kantel het bekken een paar keer voor- en achterwaarts.
  • Verplaats het gewicht van de ene bil op de andere bil.
  • Tijdens het plassen zachtjes mee drukken met de buikspieren, de bekkenbodem blijft ontspannen.
  • Laat de urine zoveel mogelijk vanzelf stromen. Dit kunt u doen door zo goed mogelijk te ontspannen en door:
    • in de tussentijd tussen de lippen door uitademen;
    • rustig via de neus in te ademen en via de mond weer uit;
    • te neuriën;
    • te fluiten.
  • Na het urineren bekkenbodem krachtig aanspannen om nadruppelen te voorkomen.
  • Na 20.00 uur niet meer veel drinken.
  • ’s Nachts de wekker zetten op 03.00 uur om naar het toilet te gaan.
  • Nooit het risico nemen om de blaas te vol te laten worden hij kan dan eventueel scheuren met lekkage van urine in de buik.
  • Door de bekkenbodem goed aan te spannen kunt u de sluitspier van de blaas trainen om continent te worden. Dit kan onder begeleiding van een bekkenbodemtherapeut.

Ontslag

Na ongeveer 7-10 werkdagen is de uitslag van het weefselonderzoek (PA-uitslag) bekend . De (zaal)arts en/of behandelend uroloog bespreekt dit dan met u. Gemiddeld gaan patiënten 6-14 dagen na de operatie met ontslag.

Leefregels na de operatie

Als u eenmaal thuis bent, kunt u nog niet alles doen. Houd u daarom aan de volgende regels:

  • Neem op tijd rust. U heeft een grote operatie gehad waardoor u zich mogelijk lange tijd moe kunt voelen.
  • De eerste zes weken na de operatie mag u niet bukken of zwaar tillen. Geen zwaar huishoudelijk werk doen (zoals stofzuigen).
  • Wij raden u aan 1,5-2 liter vocht per dag te drinken.
  • U kunt thuis weer gewoon eten wat u gewend was.
  • Verder adviseren wij u een vezelrijke voeding om een regelmatige stoelgang te bevorderen. Overmatig persen moet u vermijden.
  • Bespreek het hervatten van uw werkzaamheden met uw bedrijfsarts.
  • U mag gedurende drie weken niet in bad. Wel kunt u gewoon douchen. Indien u met een katheter naar huis gaat, moet u ook de katheter goed reinigen. Dit is uitgelegd tijdens uw verblijf in het ziekenhuis.
  • Zelf autorijden mag u na drie weken.
  • Fietsen mag u na zes weken.
  • Na zes weken mag u weer beginnen met sporten en andere lichamelijke inspanningen. Doe dit op geleide van de pijn en bepaal hierin zelf wat u aankunt.
  • Tot zes weken na de operatie geen geslachtsgemeenschap of masturberen.
  • Om de kans op trombose te verkleinen zult u voor 28 dagen na de operatie thuis anti-trombose spuitjes moeten gebruiken. De verpleegkundige op de afdeling zal u hierover instructies geven
  • Neem uw eigen medicijnen zoals gebruikelijk in en de tabletten natriumbicarbonaat zoals voorgeschreven door uw uroloog.
  • We adviseren u altijd een medisch paspoort (een tweetalige brief) bij u te dragen met uitleg over de neoblaas.

Wanneer neemt u direct contact op?

In de volgende gevallen is het belangrijk dat u contact opneemt:

  • Bij koorts boven de 38.5 °C;
  • Als de wond rood, pijnlijk en/of opgezet wordt;
  • Als u niet meer kunt plassen;
  • Wanneer er sprake is van zelf katheterisatie en de blaas niet toegankelijk meer is met een katheter;
  • Bij pijn onder in de buik die niet reageert op paracetamol (maximaal 4  maal daags 1000 milligram per 24 uur);
  • Als u wordt opgenomen voor een andere grote of middelgrote operatie, dan graag altijd overleg met de polikliniek Urologie.

Poliklinische vervolgafspraken

In de eerste jaren na de operatie wordt u regelmatig gecontroleerd. Het kan namelijk zijn dat het doel van uw operatie in opzet was de kanker te genezen en dat de gehele blaas is verwijderd. Ondanks dit, is het helaas mogelijk dat de blaaskanker al in een eerder stadium was uitgezaaid naar andere organen. Om te beoordelen of er uitzaaiingen zijn ontstaan, worden regelmatig onderzoeken gedaan, zoals bijvoorbeeld een CT-scan van de buik of een longfoto. Hiermee is ook een plaatselijke terugkeer van de tumor op te sporen. Samen met u kan gekeken worden wat er aan eventuele incontinentie gedaan kan worden en hoe u van dit urineverlies zo min mogelijk hinder ondervindt in uw dagelijks functioneren. Een goede blaaslediging verkleint de kans op een urineweginfectie.

Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij bieden tal van opleidingsmogelijkheden voor artsen, verpleegkundigen en paramedische beroepen en werken daarin nauw samen met opleidingscentra en –ziekenhuizen in de regio. Dit kan betekenen dat uw behandeling, onderzoek of operatie (mede) uitgevoerd wordt door een zorgverlener in opleiding. Denk hierbij aan een arts in opleiding tot specialist, een co-assistent of een verpleegkundige in opleiding. Veiligheid is het allerbelangrijkste, daarom staat de zorgverlener in opleiding altijd onder supervisie van een gekwalificeerde zorgverlener. Indien u niet wenst geholpen te worden door een zorgverlener in opleiding, kunt u dit aangeven bij uw behandelend arts.

Vragen

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u op werkdagen contact opnemen met de polikliniek Urologie.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
Telefoon 040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl

Polikliniek Urologie
040 – 239 70 40

Spoedeisende Hulp
040 – 239 96 00

Verpleegafdeling Chirurgische oncologie
040 – 239 75 00

Routenummer(s) en overige informatie over de afdeling Urologie kunt u terugvinden op www.catharinaziekenhuis.nl/urologie


© 2025 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden