Longartsen in opleiding navigeren door virtuele longen: ‘Zo leer je razendsnel’
Bij een bronchoscopie bekijkt een longarts de binnenkant van de luchtwegen. Via de keel gaat er een slang met daaraan onder meer een camera naar de longen. Maar hoe navigeer je met zo’n bronchoscoop door iemand zijn luchtwegen? En hoe krijg je ervaring met het wegnemen van een beetje slijmvlies of een stukje tumor bij bijvoorbeeld longkanker? Uiteraard door te oefenen. Bijvoorbeeld op de levensechte simulatoren van het Skillslab in het Catharina Ziekenhuis. Daar traint longarts Arnoud Aldenkamp vier keer per jaar longartsen in opleiding.
“Longartsen hebben dit eigenlijk allemaal in de praktijk geleerd”, zegt Aldenkamp. “Pas sinds een paar jaar is het leren op zulke simulatoren in opkomst. Dit is natuurlijk niet echt, maar het lijkt er wel heel erg veel op. Het geeft ons alle kans om meer aandacht te geven aan de anatomie. Je kunt rustig een aantal keer proberen om in de moeilijker bereikbare luchtwegen te kijken en handelingen eindeloos vaak herhalen. In de praktijk wil je een patiënt zo min mogelijk tot last zijn.”
Echte casussen en complicaties
Het belangrijkste verschil? “Qua weerstand van de slang is het niet exact hetzelfde. Deze bronchoscoop gaat net wat makkelijker door de virtuele luchtwegen heen dan bij een patiënt. En als je een biopt neemt, voel je ook geen weerstand”, legt de longarts uit. “Maar de casussen die je kunt oefenen zou je ook in het echt tegen kunnen komen, inclusief complicaties. Natuurlijk is het ook een voordeel dat je zonder grote druk kunt trainen. Deze plastic patiënt wordt niet ongeduldig. Wat je hier op één dag leert, zou je in de praktijk echt véél meer tijd kosten omdat je simpelweg niet zo lang op echte patiënten kunt trainen.” In Nederland worden elk jaar tussen de dertig en veertig nieuwe longartsen opgeleid. De trainingen op de simulator zijn voor één of twee artsen in opleiding tegelijkertijd. Deze vrijdagochtend zijn dat Anke Borghans van het Catharina Ziekenhuis en Peter van Mourik van het UMC Utrecht.
Wat je hier op één dag leert, zou je in de praktijk echt véél meer tijd kosten omdat je simpelweg niet zo lang op echte patiënten kunt trainen
Van Mourik heeft al wel enige ervaring met het besturen van de bronchoscoop, waar onder meer patiënten met longontsteking, longkanker, chronisch hoesten of longbloedingen mee te maken krijgen. Vrij eenvoudig navigeert hij door de luchtwegen. “Dit is wel heel handig om de techniek goed te leren. Bij een echte patiënt wil je liever zo snel mogelijk resultaat halen. Je gaat niet langer dan nodig is naar iemand zijn luchtwegen kijken. Een bronchoscopie krijgen is niet pijnlijk, maar echt prettig is het ook niet.”
Vertrouwen krijgen
Borghans heeft wat minder praktijkervaring met de bronchoscoop, maar manoeuvreert desondanks makkelijk door de virtuele longen. “Dit geeft wel vertrouwen om het straks bij echte patiënten te doen. Zeker omdat je hier al te maken krijgen met anatomische afwijkingen. In de praktijk moet je ook maar afwachten wat je precies tegen gaat komen. Lang niet alle longen zijn precies hetzelfde.”
Ondertussen geeft Aldenkamp de twee allebei volop tips over bediening van het apparaat: “Net als bij gamen ga je vaak mee hangen als je naar links of naar rechts wil kijken. Probeer dat niet te doen. Je bent ooit best lang bezig bij een patiënt en dan ga je zelf flink klachten krijgen als je een tijdje helemaal schuin staat.”
Als het bedienen van de bronchoscoop nagenoeg vlekkeloos gaat, dan is het tijd voor een van de vele echte casussen. Een patiënt van 58 jaar hoest onophoudelijk en ligt voor onderzoek op de behandeltafel. “Wat zie je en wat wil je doen”, vraagt Aldenkamp als er ergens in de longen een afwijking wordt gevonden. Vakkundig worden er biopten genomen, worden de benodigde medicijnen toegediend en de bloeding gestelpt. Precies zoals het in de praktijk ook zou gaan.
