Onderzoekende buschauffeur promoveert aan de Technische Universiteit

Toen de ziekenhuizen tijdens de eerste coronagolf overspoeld werden met COVID-19 patiënten trok biostatisticus én buschauffeur Ruben Deneer zich achter zijn computerscherm terug. Hij ontwikkelde voor de Spoedeisende Hulpartsen een model om coronabesmettingen snel te kunnen vaststellen aan de hand van standaard bloedwaardes. Zijn CoLab-Score, berekend via een slim algoritme, werd een succes. 

Wetenschapsjournalist Nicole Testerink van online magazine Cursor sprak met Ruben Deneer.

“Nu er veel minder coronapatiënten binnenkomen helpt het de arts juist bij het aangeven wie een hoge kans op coronabesmetting heeft.” | Bart van Overbeeke Fotografie

Hij had nooit gedacht dat hij zou gaan promoveren, vond zichzelf niet de juiste persoon om vier jaar lang de diepte in te duiken. Zeker niet toen hij zijn studie onderbrak om een jongensdroom na te jagen en op zijn 21e eindelijk zijn busrijbewijs mocht halen. Maar na acht jaar fulltime rondrijden als buschauffeur in de regio Oost-Brabant begon het toch weer te kriebelen. Nu zit Ruben Deneer al enkele jaren op zijn plek bij het Algemeen Klinisch Laboratorium van het Catharina Ziekenhuis. Daar maakt hij als biostatisticus modellen om artsen en verpleegkundigen te ondersteunen bij het stellen van de juiste diagnoses; vandaag verdedigt zijn proefschrift aan de Faculteit Biomedical Engineering. van de Technische Universiteit in Eindhoven. “Ik zag het altijd als een mooi wervingspraatje, dat je als biomedisch ingenieur wordt opgeleid om een brug te slaan tussen arts en technologie. Het leek me dat je in de praktijk in een van deze twee werelden terecht zou komen, maar het mooie is: ik sta er toch echt middenin. Met de corona-uitbraak werd me dat nog eens extra duidelijk. We konden onze vaardigheden inzetten om de druk op de Spoedeisende Hulp (SEH) waar mogelijk te verlichten. Dat toegepaste aspect geeft mij enorm veel voldoening.”

Zijn proefschrift is een mix van meerdere studies, met als gemeenschappelijke factor het gebruik van real world data. “Deze gegevens worden verzameld met als doel dat de arts kan volgen wat er met de patiënt gebeurd. Niet zoals bij een studie, waar je van te voren over de opzet kunt nadenken en systematisch data verzamelt. Real world data is extra complex en kent de nodige valkuilen, maar heeft als voordeel dat je in een kort tijdsbestek over een grote en diverse dataset kan beschikken.”

Acuut hartfalen

Om de toestemming van de medisch-ethische commissie voor zijn eigen klinische studie af te wachten – Deneer wil een inschatting maken van het risico op heropname of overlijden bij patiënten die uit het ziekenhuis ontslagen worden na opname voor acuut hartfalen – stapt hij aan het begin van zijn promotietraject in op een al lopende studie in samenwerking met de afdeling Cardiochirurgie. “Na een bypassoperatie zijn er enkele patiënten waarbij de nieuwe ader om diverse redenen niet goed functioneert. Om dat zo snel mogelijk op te sporen gebruiken we een cardiale biomarker die iets over de toestand van het hart kan vertellen in de loop van de tijd. Een model maken om afwijkingen statistisch aan te tonen was lastig, artsen liepen vast op de onregelmatig verkregen data. Want in de praktijk wordt niet elke patiënt op vaste tijden gemeten, en moesten we dus rekening houden met een continue tijdsschaal. De logistiek binnen het zorgproces kent een grote variabiliteit.”

Maar nét nadat zijn eigenlijke studie van start gaat, breekt de COVID-19 pandemie uit. Een hectische tijd, vertelt Deneer. “Er verscheen al snel een enorme berg modellen, die in de haast gepubliceerd werden. Ik heb aan het begin getwijfeld of we hieraan mee moesten doen, het merendeel van deze modellen bleek niet bruikbaar. Maar – en dat klinkt heel naar voor de mensen die corona hebben gehad in die eerste periode – we zaten in Eindhoven dicht bij het epicentrum qua besmettingen. Onze SEH kent een uitgebreid laboratoriumpakket en in de combinatie met de vele patiënten kregen we ‘gouden data’ in handen. Dat gaf voor mij de doorslag, we hadden de mogelijkheid om ook daadwerkelijk praktisch iets bij te dragen.”

Snelle corona-scan

Dankzij een slim algoritme dat Deneer ontwikkelt in nauwe samenwerking met zijn co-promotor Arjan-Kars Boer, kan uit een bloedmonster dat direct bij binnenkomst op de Eerste Hulp standaard wordt afgenomen, binnen een uur worden bepaald of een patiënt wel of geen corona heeft. In een tijd waarin de eerste PCR-testen nog een ruime dag in beslag nemen en de capaciteit van de isolatiekamers nijpend is, blijkt de CoLab-score een zeer bruikbare tool voor artsen. Zij kunnen zo patiënten met andere aandoeningen veilig naar de gewone afdeling sturen. Meerdere Nederlandse ziekenhuizen zetten het model van Deneer daarna in om de druk op de zorg tijdens de eerste coronapieken waar mogelijk te beperken.

De CoLab-score heeft de SEH niet verlaten, al wordt het nu wel op een andere manier gebruikt, legt Deneer uit. “In eerste instantie was het doel om tijdens de enorme patiëntinstroom op de SEH de laag-risico patiënten eruit te pikken. Nu er veel minder coronapatiënten binnenkomen helpt het de arts juist bij het aangeven wie een hoge kans op coronabesmetting heeft. Met een Europese subsidie hebben we het effect van het aantal coronagevallen in de omgeving ook in het model kunnen opnemen, en is de berekening nog nauwkeuriger geworden. Maar wat we eigenlijk willen weten is niet zozeer of een patiënt corona heeft, maar of hij of zij besmettelijk is voor andere patiënten. Na mijn promotie werk ik hieraan verder, samen met het Zuyderland Medisch Centrum en Maastricht UMC+. Zij hebben een nieuwe PCR-test ontwikkeld om infectieuze virusdeeltjes te meten en nu gaan we onderzoeken of er een verband is tussen het verloop van de CoLab-score en de mate van besmettelijkheid.”

Midden in de maatschappij

Naast zijn wetenschappelijke onderzoek is Deneer nog steeds in regio Eindhoven op de bus te vinden. Toch merkte hij vooral in gesprekken met patiënten dat zijn baan als buschauffeur meer is dan “een betaalde hobby om alle cijfertjes uit mijn hoofd te krijgen”, benadrukt Deneer. “Door de bus kan ik mijn TU/e-bubbel doorprikken en sta ik meer midden in de maatschappij. Die feeling neem je ook weer mee terug het ziekenhuis in.” Maar, zegt hij met een grote glimlach tot besluit, “Bovenal is het gewoon heel erg leuk om op vrijdag- of zaterdagavond mensen rond te rijden Deze combinatie maakt mij een gelukkig mens.”

Bron: Cursor

 


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden