Hersentumor (Folder)

Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Hersentumor (Folder)

U wordt in het Catharina Ziekenhuis behandeld vanwege een hersentumor. U ontvangt deze patiëntenfolder om u zo goed mogelijk te informeren over uw aandoening, de onderzoeken, de behandeling en het vervolgtraject. De informatie uit deze folder is gericht aan u als patiënt, maar wordt uitgereikt aan uw contactpersonen wanneer u zelf niet in staat bent om de informatie te lezen. Wij adviseren u de informatie te lezen voordat u met de onderzoeken of de behandeling start, zodat u goed op de hoogte bent van wat u kunt verwachten.

Deze folder is tot stand gekomen door medewerking van Keten Neuro-oncologie van het UMC St. Radboud

De informatie is van algemene aard. De arts bespreekt met u en uw contactpersoon uw persoonlijke situatie en behandeling. Heeft u nog vragen na het lezen van deze informatie, stel ze dan gerust. U kunt uw vragen noteren en bij uw volgende ziekenhuisbezoek stellen.

Behandeling in het Catharina Ziekenhuis

U bent verwezen naar het Catharina Ziekenhuis vanwege een hersentumor. Onderzoek en behandeling van hersentumoren wordt in het Catharina Ziekenhuis uitgevoerd door een multidisciplinair team van behandelaars. Dit team bestaat uit een neuro-oncoloog, verpleegkundig specialist, neurochirurg, radiotherapeut, radioloog, internist-oncoloog en patholoog. Deze behandelaars zijn gespecialiseerd in het onderzoeken en behandelen van hersentumoren. Zij werken nauw samen en komen wekelijks bijeen in de Neuro-oncologie bespreking. Tijdens deze bespreking worden patiënten met uiteenlopende neuro-oncologische problemen besproken en er wordt een behandeladvies opgesteld. Dit advies wordt door de behandelend arts met u besproken.

De ‘Tumor-werkgroep’ van het Catharina Ziekenhuis, in samenwerking met het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg, is ook actief op landelijk en internationaal niveau. De werkgroep neemt deel aan (internationaal) wetenschappelijk onderzoek om de zorg en behandeling voor patiënten met hersentumoren te verbeteren.

De verpleegkundig specialist neuro-oncologie maakt deel uit van de multidisciplinaire werkgroep. Zij is speciaal aangesteld voor de zorg en begeleiding van patiënten met een hersentumor. Zij geeft voorlichting en informatie en besteedt daarnaast aandacht aan de psychische en sociale problemen die zich kunnen voordoen. Op de polikliniek Neurologie en het Catharina Kanker Instituut werkt zij nauw samen met de neuro-oncoloog. Consulten op deze polikliniek kunnen ook door haar worden uitgevoerd. Tevens is de verpleegkundig specialist case manager tijdens het gehele behandel- en zorgtraject. Bij vragen over uw zorg en behandeling kunt u bij haar terecht. Tijdens uw behandeling zijn de medisch specialisten aanspreekbaar voor de medische behandeling die u ondergaat.

Hersentumoren

Wat is een hersentumor?

Hersentumoren zijn gezwellen die ontstaan vanuit het hersenweefsel (primaire hersentumoren) of vanuit de hersenvliezen. Hersentumoren zijn goed- of kwaadaardig. Een goedaardige tumor is meestal goed afgegrensd, groeit langzaam en dringt niet door in het omliggende weefsel. De tumor kan wel het omringende hersenweefsel verdringen, zodat ook een goedaardige hersentumor grote gevolgen kan hebben.

Een kwaadaardige tumor is niet goed afgegrensd en verdringt niet alleen het omringende weefsel maar kan er ook binnendringen (infiltratieve groei). Hierdoor kan de tumor nooit helemaal worden verwijderd bij een operatie. De klachten die optreden door de hersentumor zijn sterk afhankelijk van de plaats in de hersenen waar de tumor zich bevindt. De klachten zijn in drie groepen te verdelen:

  • Epilepsie

Aanvallen, bijvoorbeeld van schokken in de ledematen met of zonder het bewustzijn te verliezen.

  • Uitvalsverschijnselen

Door beschadiging of druk op het hersenweefsel treedt uitval op van de functies die door het betreffende deel van de hersenen worden verzorgd. Zo kunnen verlammingsverschijnselen, stoornissen in het spreken, begripsstoornissen of gezichtsvelddefecten optreden, afhankelijk van de plaats waar de tumor zicht bevindt. Ook problemen met concentratie, geheugen en aandacht komen vaak voor.

  • Klachten door een verhoogde druk binnen de schedel

Door de ruimte die de tumor inneemt, neemt de druk binnen de schedel toe. Ook vocht (oedeem) dat zich ophoopt rond de tumor kan de druk verhogen. Hoofdpijn, misselijkheid en braken kunnen hiervan het gevolg zijn. Bij toenemende drukverhoging kan sufheid optreden.

Primaire hersentumoren

Primaire hersentumoren zijn gezwellen die ontstaan uit structuren binnen de schedel. De meest voorkomende goedaardige hersentumor is het meningeoom, die ontstaat vanuit de hersenvliezen. Een ander goedaardig gezwel is de hypofysetumor. dat gezwel ontstaat vanuit de hypofyse, een klein hormoonproducerend orgaan achter de ogen. Beide typen tumoren zijn meestal goedaardig en goed chirurgisch te verwijderen. Toch kunnen zij door druk op omliggende hersenstructuren ernstige klachten geven.

In deze patiëntenfolder ligt de nadruk op gliomen. Dit zijn kwaadaardige hersentumoren die ontstaan vanuit de steuncellen (glia) van het hersenweefsel. Zij zijn vernoemd naar het type cel waaruit ze ontstaan. De belangrijkere soorten zijn astrocytomen, oligodendrogliomen en mengvormen hiervan. De mate van kwaadaardigheid van een glioom wordt uitgedrukt in verschillende gradaties.

De meest gebruikelijke indeling is die in laaggradige (graad 1 en 2) en hooggradige (graad 3 en 4). De hooggradige komt het meeste voor en wordt glioblastoom genoemd. Hooggradige gliomen groeien snel en ongeremd, laaggradige gliomen groeien langzaam.

Gliomen hebben in tegenstelling tot tumoren op andere plekken in het lichaam een aantal bijzondere eigenschappen die behandeling moeilijk maken. Gliomen zijn niet scherp begrensd en groeien tussen het gezonde hersenweefsel door. Hierdoor zijn gliomen nooit helemaal te verwijderen. Ondanks aanvullende behandeling groeit de tumor in de loop der tijd weer aan. In tegenstelling tot kwaadaardige tumoren op andere plekken in het lichaam zaait een glioom zelden uit naar anderen organen in het lichaam.

In Nederland wordt er jaarlijks bij ongeveer 1.000 mensen een primaire hersentumor vastgesteld. Het laaggradige glioom treedt meestal op tussen de 20 en 40 jaar. Het glioblastoom komt vaker voor tussen 40 en 50 jaar. Over de oorzaken ervan is nog niets met zekerheid bekend.

Secundaire hersentumoren

Naast de primaire hersentumoren bestaan er ook secundaire hersentumoren. Secundaire hersentumoren zijn uitzaaiingen (metastasen) naar de hersenen die vanuit kanker elders in het lichaam ontstaan. Meestal ontstaan ze later in het ziekteproces. Longkanker, borstkanker en huidkanker zijn de meest voorkomende oorzaken.

Ook andere kankersoorten kunnen uitzaaiingen in de hersenen veroorzaken. In tegenstelling tot de gliomen zijn de hersenmetastasen wel begrensd. De behandelingsmogelijkheden hangen onder meer af van de aard van de oorspronkelijke tumor, de fase van de ziekte en het aantal uitzaaiingen.

Diagnose en onderzoeken

Diagnose van de hersentumor

De klachten van een patiënt, de bevindingen bij neurologisch onderzoek en afwijkingen op een MRI- of CT-scan vormen de basis van de diagnostiek van hersentumoren.

Het neurologisch onderzoek bestaat uit een gesprek waarin wordt gevraagd naar de aard en de ontwikkeling van de klachten. Daarna volgt een lichamelijk onderzoek waarbij de functies van het zenuwstelsel, zoals de spraak, kracht, gevoel, coördinatie en reflexen worden onderzocht.

Bij verdenking op een hersentumor of andere hersenziekte wordt een MRI of CT scan gemaakt. Meestal kan op basis van de scan een uitspraak worden gedaan of een hersentumor waarschijnlijk is. Voor de definitieve diagnose neemt de neurochirurg tijdens een operatie een stukje weefsel weg (biopt). De patholoog onderzoekt dit weefsel en stelt de aard en de kwaadaardigheid van de tumor vast.

Onderzoeken

Over de onderzoeken die voor u zijn afgesproken worden folders aan u uitgereikt:

  • CT-scan
  • MRI-scan
  • EEG

Behandeling

Nadat de diagnose gesteld is, kan de juiste behandeling worden bepaald. Deze is mede afhankelijk van de tumorsoort.

De meest toegepaste behandelingen bij een hersentumor zijn:

  • Chirurgie (operatie);
  • Radiotherapie (bestraling);
  • Chemotherapie;
  • Symptoombestrijding met Dexamethason.

Ook kan gekozen worden voor een afwachtend beleid. Hierbij blijft u onder controle bij een neuroloog en worden er regelmatig MRI-scans gemaakt. Voor een afwachtend beleid kan worden gekozen als er geen of weinig klachten zijn, de tumor laaggradig is en een behandeling kan worden uitgesteld tot een later moment.

Bij een hersentumor (glioom) is de behandeling gericht op het remmen van de groei van de tumor en/of vermindering van de klachten.

Een glioom is echter vrijwel nooit in zijn geheel te verwijderen. Na verloop van tijd groeit de tumor weer aan. Dan wordt gesproken van een recidief tumor en wordt opnieuw bekeken welke behandelingsmogelijkheden er zijn.

Behandelingsopties

Chirurgie
Bijna alle patiënten met een hersentumor worden verwezen naar een neurochirurg. Het verwijderen van een hersentumor of een deel van de tumor kan om de volgende redenen plaatsvinden:

  • Diagnose;
    Om de precieze aard van de tumor vast te stellen is het nodig om een stukje tumorweefsel in het laboratorium onder een microscoop te onderzoeken. De aard van de tumor is bepalend voor eventuele verdere behandeling.
  • Bestrijding van klachten;
    De klachten van een patiënt met een hersentumor worden voor een deel veroorzaakt door groei in de hersenen (infiltratie) en voor een deel door verdringing van de hersenen (massawerking). Het verwijderen van de tumor of een deel van de tumor geeft vermindering van de massawerking en kan tot een vermindering van klachten leiden.
  • Behandeling van de tumor;
    Bij de meeste hersentumoren (gliomen) is het wenselijk dat de neurochirurg zo veel mogelijk tumorweefsel verwijderd. In hoeverre dat mogelijk is, is afhankelijk van de plaats van de tumor in de hersenen. De chirurg verwijderd zoveel mogelijk tumor als mogelijk is waarbij het uitgangspunt is dat er geen neurologische functies verloren gaan.

Radiotherapie
Bij radiotherapie (radio = straling, the­rapie = behandeling) wordt gebruik gemaakt van de werking van straling. Radiotherapie is van grote betekenis bij de behandeling van kanker. De be­doeling van radiotherapie is de zieke cellen onherstelbaar te beschadigen. De gezonde cellen, die onvermijdelijk ook in het bestralingsgebied liggen, worden ook enigszins beschadigd, maar kunnen zich meestal voldoende herstellen.

Wat is chemotherapie?
Chemotherapie is een manier om kankercellen te doden of er voor te zorgen dat kankercellen zich niet meer kunnen vermeerderen. Hiervoor gebruiken de artsen speciale medicijnen (cytostatica).

Chemothe­rapie komt, direct of indirect, in de bloedbaan terecht. Ze worden via de bloedbaan door het lichaam ver­spreid en kunnen kankercellen vrijwel overal in het lichaam bereiken. Er zijn tientallen verschillende chemothe­rapieën beschikbaar.

Afhankelijk van het soort kanker kunnen één of een aantal daarvan voor een behandeling worden gebruikt. De gevoeligheid voor bepaalde chemotherapie kan tijdens de behan­deling veranderen, daarom kan het nodig zijn om na enige tijd over te gaan op andere chemotherapie. Elke chemotherapie is een behandeling op maat.

Uw medische situatie
Bij u is een hersentumor geconsta­teerd en uit microscopisch onder­zoek van de tumor is gebleken dat de hersentumor kwaadaardig is. Met geen van de momenteel bekende behandelingen kunnen deze hersen­tumoren worden genezen. Wel tracht de behandeling uw toestand zo lang mogelijk te stabiliseren. Enkele jaren geleden bestond de ge­bruikelijke behandeling van deze tu­moren uit een operatie gevolgd door bestraling van de hersenen. Behande­ling met chemotherapie (= behande­ling van de tumor met medicijnen) werd doorgaans pas gegeven als de tumor na de bestraling weer actief werd en opnieuw begon te groeien.

Tegenwoordig weten we uit studies dat bij bepaalde hersentumoren chemotherapie met het medicijn temozolomide (merknaam: Temodal) tijdens en na de bestraling enige ver­betering geeft. Het heeft daarbij ook effect op de duur van de overleving van patiënten met deze tumoren. Als u in aanmerking komt voor een zo effectief mogelijke behandeling, is de toevoeging van chemotherapie aan de bestraling te overwegen. Dit geeft echter wel een verzwaring van de behandeling.

De behandeling
De gehele behandeling vindt polikli­nisch plaats. Als u wordt behandeld met bestraling bestaan er verschil­lende schema’s die worden afgestemd op uw type tumor en situatie.

Wordt u behandeld met bestraling en chemotherapie dan wordt de bestra­ling verdeeld over totaal 30 afzonder­lijke bestralingen op het tumorgebied, die op opeenvolgende werkdagen worden toegediend. De chemothe­rapie krijgt u toegediend gedurende de bestraling en in de zes maanden daarna. Het medicijn temozolomide (temodal) is een capsule en wordt via de mond ingenomen. Via de maag komt het in de bloedbaan terecht die het naar de hersenen transporteert. Temozolomide wordt dus niet per infuus toegediend. Temozolomide is beschikbaar in verschillende sterktes.

Uw arts en apotheker informeren u over het aantal capsules en de sterk­tes die u iedere dag moet innemen. De capsules moeten ’s ochtends met water worden ingenomen, zonder te kauwen. Een uur voor tot een uur na inname mag u alleen water drinken en niets eten.

Gedurende de zes weken van de bestraling moet u de temozolomide elke dag ’s morgens innemen, dus ook in het weekend of op dagen dat geen bestraling wordt gegeven. Gedurende deze periode moet u ook dagelijks an­tibiotica innemen, uit voorzorg tegen het optreden van een luchtweginfec­tie. Het kan ook nodig zijn medicijnen tegen misselijkheid in te nemen. Na de zesde (eventueel zevende) bestralingsweek wordt een pauze van vier weken ingelast in de behan­deling, zodat uw lichaam zich kan herstellen.

U stopt dan zowel met de bestraling als met de temozolomide. Na de pauze van vier weken wordt de chemotherapie in principe voortgezet maar in een andere dosering. U krijgt temozolomide dan toegediend in perioden van 28 dagen. Tijdens zo’n periode moet u steeds gedurende de eerste vijf dagen temozolomide inne­men. Als u moet overgeven kort na de inname van de temozolomide moet u niet opnieuw temozolomide slikken. De behandeling is beëindigd als u zes van deze kuren van vier weken heeft gehad.

Bijwerkingen

1. Als gevolg van de bestraling

De voornaamste bijwerkingen van bestraling zijn:

  • Haaruitval, variërend van weinig tot veel (indien gewenst is het ver­standig om van te voren een pruik aan te meten);
  • Lichte irritatie en roodheid van de huid;
  • Soms tijdelijk wat meer hoofdpijn dan voorheen.

Tijdens de bestraling kan het nodig zijn om u het medicijn dexamethason te geven om deze bijwerkingen tegen te gaan. Zeldzaam treden na langere tijd vergeetachtigheid en concentra­tiestoornissen op. Sporadisch treedt een ernstige plaatselijke reactie in het bestraalde gebied op, bestralingsne­crose genoemd, die soms operatief moet worden behandeld.

2. Als gevolg van de chemotherapie

Behandeling met het medicijn temo­zolomide veroorzaakt vaak:

  • Misselijkheid en braken, vooral tijdens de eerste dagen van elke cyclus.
    Daarom krijgt u uit voor­zorg medicijnen tegen misselijk­heid (granisetron of kytril).
  • Temozolomide heeft een rem­mend effect op de functie van het beenmerg, waar de witte en rode bloedcellen en de bloedplaatjes gemaakt worden. Om de werking van de Temozolomide op uw been­merg na te gaan, wordt regelmatig uw bloed gecontroleerd.
    Eventueel kunnen er extra bloedcontroles plaatsvinden. Als het aantal witte bloedcellen te laag is, bent u extra gevoelig voor infecties. Deze kans is het grootst 10-14 dagen na de kuur. Soms kan hierdoor koorts optreden. Als u rillerig bent of u voelt zich niet lekker, neem dan uw temperatuur op.
  • Hebt u koorts van 38,5 gr Celsius of hoger of koude rillingen, neem dan direct contact op met het ziekenhuis. In het weekend of ’s avonds gaat u naar de Spoed­eisende Hulp (SEH).
    Tijdens perioden van koorts kan het nodig zijn om u met antibiotica te behandelen.
  • Een verminderd aantal bloedplaat­jes geeft een verhoogde kans op blauwe plekken, een bloedneus en/of bloedend tandvlees en een verhevigde menstruatie.
  • Bij het spontaan ontstaan van blauwe plekken en/of regelmatig voorkomen van een moeilijk te stelpen bloedneus dient u contact op te nemen met uw arts.
  • Een verminderd aantal rode bloedlichaampjes geeft kans op bloedarmoede. Dit kan soms tijde­lijk verholpen worden door u een bloedtransfusie te geven.
  • Meestal herstelt het beenmerg zich goed na het stoppen van de temozolomide.
  • Ook kan enige haaruitval optreden.
Dexamethason

Hersenoedeem is vocht dat zich in de hersenen rondom de tumor ophoopt. Dit vocht geeft druk op het hersenweefsel waardoor uitvalsverschijnselen kunnen optreden zoals problemen met lopen, geheugen of stoornissen in de spraak. Dexamethason zorgt ervoor dat dit vocht wordt verminderd. Het is geen behandeling, maar heeft als doel het oedeem en daarmee de klachten te verminderen.

Dexamethason wordt vaak voorgeschreven rond een operatie aan de hersenen, tijdens de bestralingsperiode en als er klachten zijn die mogelijk te maken hebben met oedeem ronde de hersentumor.

Bijwerkingen Dexamethason

Bijwerkingen van Dexamethason openbaren zich meestal bij een hoge dosering of bij langdurig gebruik.

Doorgaans nemen de bijwerkingen af of verdwijnen met het minderen en stoppen van de Dexamethason.

Meest voorkomende bijwerkingen en adviezen:

  • Problemen met slapen. Zowel in- als doorslapen kan moeilijker zijn. Om dit probleem te verminderen is het raadzaam om de tabletten niet direct voor het slapen in te nemen maar bij voorkeur voor het avondeten.
  • Verhoogde eetlust en daarbij gewichtstoename. Vaak bestaat er een voorkeur voor zoete voedingswaren. Probeer u te houden aan gezond voedsel in plaats van ‘dikmakers’.
  • Ontstaan van een ‘vollemaansgezicht’; opzwelling van het gezicht (vooral de wangen).
  • Verandering in stemming. Effecten van Dexamethason kunnen stemmingswisselingen zijn. Ook kunt u zich juist opgewekt voelen. Ter ontspanning bij rusteloosheid kunt u bijvoorbeeld ontspanningsoefeningen doen of naar muziek luisteren.
  • Zuurbranden of maagpijn. Indien u eerder maagklachten heeft gehad krijgt u gecombineerd met Dexamethason een maagbeschermend middel voorgeschreven. Treden er nieuwe maagklachten op, dan dient u dit te melden aan uw behandelend arts.
  • Ontregeling van de bloedsuikerspiegel. Een bijwerking van de Dexamethason kan zijn dat de bloedsuikerspiegel in uw bloed ontregeld raakt. Verschijnselen die bij deze ontregeling kunnen passen zijn een verhoogd dorstgevoel of vaak urineren. Uw behandelend arts of huisarts kan de bloedsuikerspiegel controleren door bloed te prikken. Indien nodig worden medicijnen voorgeschreven om de bloedsuikerspiegel te verlagen.
  • Verstoring van de vochtbalans. Vasthouden van vocht, dikke benen of armen. Dit vocht kan verminderd worden door regelmatig te bewegen. Bij zitten in een stoel is het raadzaam om de benen ‘hoog’ te leggen. Eventueel kunnen elastische kousen aangemeten worden.
  • Zwakke spieren in de bovenbenen of bovenarmen. Bepaalde dingen in uw dagelijks leven kunnen moeilijker worden. Voorbeelden hiervan zijn; opstaan uit de stoel, traplopen en uw armen optillen. Wandelen is de beste oefening om de kracht in uw benen te oefenen en te behouden. Wij adviseren u om indien mogelijk twee keer per dag een stukje te wandelen.
  • Onregelmatige menstruatiecylus.
  • Verhoogde kans op infecties en gestoorde wondgenezing. Dexamethason kan de natuurlijke afweer verstoren waardoor u meer vatbaar bent voor infecties. Voorbeelden hiervan zijn ontstekingen van slijmvliezen in de mond of een urineweginfectie. Ook is het mogelijk dat wondjes minder snel genezen.

Dosis en inname Dexamethason

Uw behandelend arts schrijft Dexamethason voor. Ook bepaalt hij samen met u of de dosis verhoogd of verlaagd kan worden. Vanwege de bijwerkingen van Dexamethason wordt er gestreefd naar een zo laag mogelijke dosis. Dexamethason wordt voorgeschreven in tabletten met dosering 4 mg, 1,5 mg of 0,5 mg. Indien Dexamethason langer dan een week wordt gebruikt, mag het niet in een keer gestopt worden. Het medicijn wordt afgebouwd, zodat het lichaam de tijd heeft zich aan te passen. Ineens stoppen kan aanleiding geven tot ernstige lichamelijke klachten.

De werking van dexamethason is meestal binnen 24-48 uur merkbaar en het maximale effect wordt bereikt na 3-7 dagen. De tabletten neemt u bij voorkeur in tijdens de maaltijd of met melk.

Klinische studies

Naast de algemeen geaccepteerde behandelingen zoals operatie, radiotherapie en chemotherapie zijn er ook behandelingen in studieverband. Hierbij wordt onderzocht of een nieuwe behandeling werkt en of er bijwerkingen zijn.

Deze nieuwe, experimentele behandelingen worden in een zorgvuldig opgezette ‘klinische’ studie onderzocht (met echte patiënten), nadat in een eerder ‘preklinisch’ stadium (tijdens onderzoek in het laboratorium o.a. met hersentumorcellen en/of dierexperimenteel onderzoek) een nuttig effect is gesuggereerd. Voorbeelden van dit soort klinische studies zijn nieuwere vormen van radiotherapie en behandeling met nieuwe (of combinatie van) chemotherapie.

Hierbij moeten eventuele voor- en nadelen voor de patiënt die deelneemt aan de studie goed tegen elkaar worden afgewogen. Het doel van deze studies is om uiteindelijk tot een beter behandelingsresultaat te komen voor patiënten met een hersentumor.

Deze studies vragen veel tijd en worden meestal in meerdere ziekenhuizen tegelijk uitgevoerd om zo snel mogelijk tot een betrouwbaar resultaat te komen. De Tumor-werkgroep Neuro-oncologie participeert in landelijke en internationale studies voor patiënten met hersentumoren. Als u voor een studie in aanmerking komt, wordt dit door uw behandelend neuro-oncoloog met u besproken. Deelname aan een studie is altijd vrijwillig en kan ook tussentijds gestopt worden op verzoek van de patiënt. Uiteraard kunt u hierna wel gewoon onder behandeling blijven in het Catharina Ziekenhuis.

Epilepsie

Een epileptische aanval kan zich op verschillende manieren voordoen. Dat is onder andere afhankelijk van de plaats waar de tumor zich bevindt.

Hieronder vindt u een beschrijving van de soorten aanvallen:

Partiële aanvallen

Bij partiele aanvallen begint de epileptische aanval in een bepaald gedeelte van de hersenen. De verschijnselen zijn heel verschillend. Deze zijn afhankelijk van het gedeelte van de hersenen waarin de tumor zich bevindt. Bij de meeste aanvallen blijft iemand bij bewustzijn, soms is er een bewustzijnsstoornis.

Uitingsvormen:

  • Plotseling ongecontroleerde bewegingen van armen of benen;
  • Ruiken van een vreemde geur of een nare smaak in de mond;
  • Prikkelingen of tintelingen in hand, arm, been of voet;
  • Trekkingen om de mond.

Gegeneraliseerde aanvallen

Bij gegeneraliseerde aanvallen doet de aanval zich plotseling in de hele hersenen voor (beide hersenhelften, links en rechts). Een partiele aanval kan overgaan in een gegeneraliseerde aanval. Bij gegeneraliseerde aanvallen is er altijd een stoornis van het bewustzijn. Dat wil zeggen dat mensen zich niet meer herinneren wat zich tijdens een aanval heeft afgespeeld.

Uitingsvormen:

  • Tonisch-clonische (grote) aanvallen
    Tonisch-clonisch betekent verkrampt en schokkend. Dit is de meest bekende aanval, maar het is niet de meest voorkomende. Iemand raakt bij dit soort aanvallen plotseling buiten bewustzijn en kan vallen. In de eerste fase (tonische fase) zijn alle spieren van het lichaam gespannen. Door deze spanning wordt de lucht die in de longen zit naar buiten geperst langs de aangespannen stembanden, waardoor vaak een schreeuw ontsnapt. De patiënt merkt daar zelf niets van en de schreeuw is geen uitdrukking van pijn of angst. Hierna treden schokkende bewegingen op. Een tongbeet en incontinentie van urine zijn bijkomende verschijnselen. Deze tweede fase (clonische fase) duurt zelden langer dan enkele minuten.Als de schokken ophouden, is de aanval voorbij. De patiënt blijft nog wel enige tijd buiten bewustzijn door de uitputting van de hersenen. Daarna, als het bewustzijn terugkeert, voelt iemand zich moe, is verward en klaagt vaak over hoofdpijn. Er is een grote drang om te gaan slapen. De volgende dag heeft iemand vaak last van spierpijn door de grote krachtsinspanning die is geleverd.
  • Status epilepticus
    Een status epilepticus is een aanval die blijft voortduren. De aanvalstoestand kan lang duren of een aanval gaat over in de volgende, zonder dat iemand bij bewustzijn is geweest. Er is sprake van een status epilepticus als de aanval of serie aanvallen langer duurt dan 30 minuten.
Adviezen voor omstanders

Bij de meeste soorten aanvallen is eerste hulp niet nodig. De meeste epileptische aanvallen houden immers binnen enkele minuten weer op. Het is wel belangrijk om gevaarlijke situaties die tijdens een aanval kunnen ontstaan, te vermijden. Bij een status epilepticus moet de patiënt altijd naar het ziekenhuis.

Tips voor omstander(s) tijdens de aanval

  • Houd nieuwsgierige voorbijgangers op afstand;
  • Probeer het hoofd te beschermen door er iets zachts onder te leggen;
  • Maak knellende kleding los (jas, stropdas);
  • Neem eventuele bril af;
  • Blijf bij de persoon, observeer wat er gebeurt en houd de tijd bij;
  • Verplaats de persoon alleen als de situatie waarin hij/zij zich bevindt onveilig is.

Na de aanval:

  • Als de aanval voorbij is en de persoon verslapt, leg hem/haar dan op de zij. Doe het hoofd iets naar achteren en verwijder zonodig een loszittend kunstgebit. Dit om de ademweg vrij te maken.
  • Blijf bij de persoon tot hij/zij weer goed bij kennis is. Vertel wat er gebeurd is en stel hem/haar gerust.

Wat moet een omstander niet doen bij een aanval:

  • Probeer niets tussen de tanden te stoppen. Meestal is het hiervoor toch te laat, omdat de kaken al op elkaar geklemd zijn. U kunt uw vingers in gevaar brengen of indien u iets hards gebruikt, de tanden van de betrokkene beschadigen.
  • Probeer de heftige bewegingen van armen en/of benen niet tegen te houden, dit heeft geen zin en kan spierbeschadiging en/of botbreuken van de betrokkene veroorzaken. Haal, zo mogelijk, wel voorwerpen in de omgeving van de betrokkene weg zodat deze zich niet onnodig kan bezeren.
  • Verplaats de betrokkene niet indien deze zich niet in een onveilige situatie bevindt.
  • Mond-op-mondbeademing heeft geen zin, de luchtwegen zijn geblokkeerd.
  • Geef niets te eten of te drinken tot de betrokkene goed bij bewustzijn is.
  • Geef geen extra anti-epileptica. Zo nodig kan een rectiole (vloeibare vorm van het medicijn dat via de anus wordt toegediend), of neusspray toegediend worden indien dit voorgeschreven is.

Als de aanval langer duurt dan vijf minuten of snel weer gevolgd wordt door een volgende aanval, is het zinvol om medicatie toe te dienen. Wij raden u aan contact te zoeken met een arts. In eerste instantie belt u met uw huisarts en eventueel met 112.

Behandeling van epilepsie

De meest gangbare manier om epilepsie te behandelen is met medicijnen (anti-epileptica). Anti-epileptica zorgen ervoor dat hersencellen minder gevoelig worden voor prikkels die ze ontvangen. Hierdoor is er minder kans op aanvallen.

De behandeling met anti-epileptica bestaat uit het op maat voorschrijven van het juiste medicijn. Daarbij gaat het niet alleen om het onderdrukken van de aanvallen, maar ook om het voorkomen van bijwerkingen. De vorm van epilepsie en het soort aanvallen spelen een belangrijke rol bij de keuze van het juiste medicijn. Daarom is een goede beschrijving van de ziektegeschiedenis en uw aanvalsverloop belangrijk. Als er twijfel is of er (nog) sprake is van epileptische aanvallen, kan een Electro Encephalo Gram (EEG) worden verricht om hierover meer duidelijkheid te verkrijgen.

Naast het geschikte medicijn is ook de dosis van belang. Die is per persoon verschillend.

In de eerste weken van de behandeling met een anti-epilepticum moet het lichaam wennen. Bijwerkingen die dan kunnen optreden zijn slaperigheid, moeheid, duizeligheid, dubbelzien, cognitieve stoornissen en stemmingsstoornissen. Meestal verdwijnen deze bijwerkingen na enkele weken.

Adviezen bij gebruik van anti-epileptica
  • Houd uw voorraad anti-epileptica in de gaten zodat u niet plotseling zonder komt te zitten. Een herhaalrecept voor medicijnen kunt u bij uw huisarts halen;
  • Uw medicatie neemt u altijd in, ook indien u een andere ziekte hebt;
  • Indien u door een arts andere medicijnen krijgt voorgeschreven, geef dan altijd aan dat u anti-epileptica gebruikt;
  • Als de medicatie uitgebraakt wordt, neem de dosis dan nogmaals in;
  • Neem uw medicijnen regelmatig in, bouw een routine in zoals bijvoorbeeld na de maaltijd;
  • Gebruik niet te veel alcohol;
  • Leef en eet regelmatig.
Epilepsie en autorijden

Een epileptische aanval tijdens het auto rijden kan ernstige gevolgen hebben. Of mensen met epilepsie mogen deelnemen aan het gemotoriseerde verkeer kan alleen door deskundigen worden bepaald aan de hand van officiële keuringseisen. Deze zijn gebaseerd op het type aanval en de kans op herhaling van een aanval binnen een bepaalde tijd.

Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft een Regeling Eisen Geschiktheid opgesteld over auto rijden en epilepsie. Het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) geeft een verklaring van geschiktheid af.

De algemene regel is dat mensen met epilepsie voor het klein rijbewijs een half jaar tot een jaar aanvalsvrij moeten zijn voordat zij (weer) mogen autorijden. Het gebruik van anti-epileptica vormt in de meeste gevallen en bij een normale dosering geen probleem. Voor het groot rijbewijs zijn de regels strenger.

De procedure

U begint met het aanvragen van een Verklaring van geschiktheid. Daarmee vraagt u eigenlijk het CBR om een beoordeling van uw rijgeschiktheid.

  • Bij uw gemeente koopt u een Eigen verklaring.
  • De Eigen verklaring vult u zelf in. De verklaring dient u door uw behandelend arts te laten ondertekenen en vergezeld van een recent verslag van een consult bij de neuroloog en een kopie van uw legitimatiebewijs, op te sturen naar het CBR kantoor in uw regio.
Medische beoordeling

De medisch adviseur van het CBR neemt een besluit over rijgeschiktheid op basis van de informatie die hem wordt toegezonden. Het is mogelijk dat de adviseur vraagt om een specialistisch rapport bij de behandelend of een onafhankelijk neuroloog.

Verantwoordelijkheid

Het melden aan het CBR dat er een wijziging in de medische situatie is opgetreden, is de verantwoordelijkheid van de patiënt zelf. Uw arts bespreekt dat de medische situatie mogelijk gevolgen heeft voor de rijbevoegdheid, maar hij doet daar geen melding van bij het CBR. Hij/zij vermeldt dit wel in de medische correspondentie.

Meer hulp en informatie

Informatie over hersentumoren

www.hersentumor.nl
www.kwfkankerbestrijding.nl

Begeleiding

Stichting niet aangeboren hersenletsel
www.stichtingnah.nl

Psychosociale begeleiding

Herstel en balans
De ziekte kanker en de behandeling daarvan hebben voor veel patiënten aanzienlijke gevolgen op lichamelijk, psychosociaal gebied. Herstel en balans is een revalidatie programma waarin lichaamsbeweging en psychosociale begeleiding gecombineerd worden. Het doel is klachten te verminderen en het dagelijks functioneren te verbeteren.

Care for cancer
Care for cancer biedt individuele ondersteuning aan mensen met kanker. De care consultants zijn ervaren oncologieverpleegkundigen. Zij bezoeken patiënten thuis, beantwoorden vragen over de diagnose en de behandeling en geven praktische tips voor de thuis- en werksituatie. Daarnaast geven zij voorlichting over aanvullende zorgmogelijkheden en verwijzen door naar andere instanties. De diensten van Care for cancer sluiten aan op de zorg van het ziekenhuis. Het doel is dat patiënten minder stress en onzekerheid ervaren en sterker staan in het ziekteproces. Care for cancer richt zich op patiënten, mantelzorgers en werkgevers.

Lotgenotencontact

Inloophuis De Eik
Het Inloophuis in Eindhoven is een laagdrempelige ontmoetingsplaats, waar een luisterend oor geboden wordt aan mensen met kanker, hun naasten en (eventueel) hun nabestaanden. Het inloophuis is vijf dagen per week geopend voor mensen die ‘gewoon’ even binnen willen lopen.
www.inloophuis-de-eik.nl

Epilepsie

Nationaal Epilepsie Fonds
Voorlichting en advies
030-6344063

Epilepsie Vereniging Nederland
De landelijke patientenvereniging
Postbus 8105
6710 AC Ede
Algemeen: 0318-672772
Advies: 0318-672777
www.epilepsievereniging.nl

Overige

Gedurende uw ziekte en/of behandelperiode kunt u voor psychische of sociale ondersteuning ook contact opnemen met uw huisarts. Indien u dat wenst bestaat de mogelijkheid om zelf contact op te nemen met een patiëntenvereniging of met lotgenoten. Hiervoor kunt u bellen naar de gratis KWF Kanker Infolijn 0800 – 022 66 22 of www.kwfkankerbestrijding.nl

Andere aanbevolen websites:
www.kankerwiehelpt.nl
www.kankerspoken.nl

Vragen

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Neem dan contact op met de polikliniek Neurologie.

Contactgegevens

Catharina Ziekenhuis
040 – 239 91 11
www.catharinaziekenhuis.nl 

Polikliniek Neurologie
040 – 239 94 00

Verpleegkundig specialist
040 – 239 94 00
neu-onco@catharinaziekenhuis.nl

Verpleegafdeling Neurologie
040 – 239 80 50

Afdeling Radiotherapie
040 – 239 64 00

Multidisciplinaire Oncologie
040 – 239 66 22

Verpleegafdeling Multidisciplinaire Oncologie
040 – 239 75 75

Routenummer(s) en overige informatie over de polikliniek Neurologie kunt u terugvinden op www.catharinaziekenhuis.nl/neurologie


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden