Uitstrijkje

Een uitstrijkje wordt gemaakt om te onderzoeken of vrouwen een voorstadium van baarmoederhalskanker hebben. Bij een voorstadium is er een kleine kans dat zich later baarmoederhalskanker ontwikkelt. Een eenvoudige behandeling kan een grote operatie voor kanker vele jaren later voorkomen.

De baarmoederhalscellen zien er bij een afwijkend uitstrijkje anders uit dan normaal. Meestal gaat het om cellen die niet kwaadaardig zijn, maar die op lange termijn wel kwaadaardig zouden kunnen worden. De uitslag van dit onderzoek wordt pap genoemd en is ingedeeld in vijf groepen. Bij iedere groep hoort een advies.

  • Pap 0: Het uitstrijkje is niet goed te beoordelen. Het moet opnieuw worden gemaakt.
  • Pap 1: Een normaal uitstrijkje. De vrouw wordt over vijf jaar opnieuw uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek. Alleen als er klachten ontstaan zoals abnormaal bloedverlies is het verstandig om eerder een uitstrijkje te maken.
  • Pap 2 : Er zijn enkele afwijkende cellen te zien. Vaak herstelt dit vanzelf. Na zes maanden wordt een nieuw uitstrijkje gemaakt en als dit weer Pap 2 is, volgt een verwijzing naar de gynaecoloog.
  • Pap 3a: Er zijn licht afwijkende cellen te zien. Het is verstandig om voor verder onderzoek naar de gynaecoloog te gaan. Bij de helft van de vrouwen is een behandeling nodig.
  • Pap 3b: Er zijn meer afwijkende cellen te zien. Er volgt verder onderzoek bij de gynaecoloog en meestal is een behandeling nodig.
  • Pap 4: Er zijn ernstiger afwijkende cellen te zien. Er is onderzoek nodig en bijna altijd is er een behandeling nodig.
  • Pap 5: Deze score geeft aan dat er zeer afwijkende cellen zijn en dat er op korte termijn onderzoek en behandeling nodig is. Er kan sprake zijn van baarmoederhalskanker.

© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden