Het verwijderen van de baarmoeder en/of eierstokken (Folder)

Bekkenbodemcentrum Gynaecologie
Michelangelolaan 2
5623 EJ Eindhoven

040 - 239 91 11
Catharina een Santeon ziekenhuis

Het verwijderen van de baarmoeder en/of eierstokken (Folder)

In deze folder vindt u informatie over het verwijderen van de baarmoeder en/of eierstokken. Een andere naam hiervoor is een uterusextirpatie of hysterectomie. Wij verwijzen u ook graag naar de website van de Nederlandse gynaecologen vereniging :  www.degynaecoloog.nl. Ook verwijzen wij u naar een website om de keuzehulp ‘weghalen van de baarmoeder’ door te nemen (www.degynaecoloog.nl/samen-beslissen/keuzehulpen/weghalen-van-de-baarmoeder).

Inleiding

Deze folder is bedoeld voor vrouwen die een baarmoederverwijdering overwegen in verband met een goedaardige afwijking. De medische term voor deze operatie is uterusextirpatie of hysterectomie. Voor goedaardige afwijkingen bestaan vaak verschillende behandelingsmogelijkheden. Een operatie is meestal niet de eerste keus en komt vaak pas ter sprake als andere behandelingsmogelijkheden uw klachten onvoldoende kunnen verhelpen. Dit is een belangrijk verschil met kwaadaardige aandoeningen, waarbij er over het algemeen weinig te kiezen valt.

De beslissing om deze ingreep te laten uitvoeren verdient een zorgvuldige afweging. Informatie uit deze folder kan u daarbij ondersteunen. Aan het eind van deze folder vindt u onder andere een verklarende woordenlijst.

De baarmoeder, eileiders en eierstokken

Bouw

Een normale baarmoeder (uterus) heeft de vorm en grootte van een peer. De wand van de baarmoeder bestaat uit spierweefsel; de binnenzijde is bekleed met slijmvlies. Het onderste deel mondt uit in de schede en wordt de baarmoedermond of baarmoederhals (portio of cervix) genoemd. Aan de brede bovenkant monden twee eileiders (tubae) in de baarmoeder uit. Deze dunne, soepele buisjes, die zo’n 8-10 cm lang zijn, beginnen bij de baarmoeder en eindigen bij de eierstokken. Normale eierstokken (ovaria) zijn ongeveer 3 cm groot. Baarmoeder, eileiders en eierstokken liggen niet los in de buik, maar zitten met bindweefselbanden vast onder in het bekken.

De functie van eierstokken, eileiders en de baarmoeder

In één van de eierstokken rijpt elke maand een eicel. Daarnaast maken de eierstokken hormonen (oestrogenen en progesteron) die zorgen voor de maandelijkse menstruaties. De hormonen dragen ook bij aan het zin hebben in vrijen en ze houden de vagina (schede) stevig en soepel.

De eileiders hebben een transportfunctie. Zaadcellen komen via de vagina en de baarmoeder door de eileiders naar de eierstok. Als een eisprong heeft plaatsgevonden kunnen ze een eicel bevruchten. Een niet-bevruchte eicel lost vanzelf op. Een bevruchte eicel wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd. Hormonen, die door de eierstokken gemaakt worden, bouwen elke maand het baarmoederslijmvlies op. Nestelt zich geen bevruchte eicel in de baarmoeder in, dan stoot de baarmoeder het slijmvlies met bloedverlies af als de menstruatie. De baarmoeder heeft zo een functie om te menstrueren en om zwangerschappen te dragen. Daarnaast kan de baarmoeder bijdragen aan erotische gevoelens bij opwinding en het krijgen van een orgasme.

GYN000 A.png

Redenen voor een baarmoederverwijdering

Er bestaan verschillende redenen voor een baarmoederverwijdering:

Operatietechnieken

Er zijn verschillende technieken van opereren om de baarmoeder te verwijderen. Op de polikliniek heeft de behandelend arts met u reeds besproken welke techniek bij u zal worden gebruikt. De afmeting van de baarmoeder, de mate van verzakking, uw voorgeschiedenis en de reden waarom de baarmoeder verwijderd wordt bepalen de techniek.

Er zijn 4 mogelijkheden; een vaginale operatie, een vaginale kijkoperatie, een kijkoperatie via de buik of een buikoperatie. De keuze voor de voor u meest geschikte methode maakt u samen met uw arts. Als de baarmoeder wordt verwijderd, wordt meestal ook de baarmoederhals weggehaald. De gynaecoloog bespreekt met u of ook de eileiders en/of de eierstokken verwijderd moeten/kunnen worden.

  1. Vaginale baarmoederverwijdering (vaginale uterusextirpatie)
    Bij het verwijderen van de baarmoeder via de vagina ontstaat er alleen een litteken binnen in de vagina. De gynaecoloog zal deze operatietechniek toepassen als de baarmoeder niet te groot is en vanzelf al wat naar beneden komt. Deze methode heeft in het algemeen de voorkeur. Bij deze ingreep wordt de baarmoederhals altijd weggehaald. Het verwijderen van de eileiders is meestal mogelijk, het verwijderen van de eierstokken niet. Na deze operatie kunt u meestal dezelfde dag weer naar huis, soms blijft u 1 nacht opgenomen in het ziekenhuis.

  2. Vaginale verwijdering met kijkoperatie (vNOTES)
    Dit is de meest nieuwe operatietechniek om de baarmoeder te verwijderen. Bij deze operatie wordt eerst vaginaal de baarmoederhals losgemaakt en wordt er toegang verkregen tot de buikholte via de vagina. Na het bereiken van de buikholte wordt overgaan op een vaginale kijkoperatie, waarna de baarmoeder wordt losgemaakt en verwijderd. De buik wordt opgeblazen met CO2 gas. Bij deze ingreep wordt altijd de baarmoederhals weggehaald. Het is goed mogelijk om de eileiders en/of de eierstokken te verwijderen. Er ontstaat alleen een litteken in de vagina. Na deze operatie kunt u meestal dezelfde dag weer naar huis, soms blijft u 1 nacht opgenomen in het ziekenhuis.

  3. Baarmoederverwijdering met een kijkoperatie via de buikwand (laparoscopische uterus extirpatie)
    Soms is de baarmoeder te groot en/of te weinig naar beneden gezakt om via de vagina verwijderd te kunnen worden. Dan kan een kijkbuisoperatie plaatsvinden. Bij deze techniek maakt de gynaecoloog drie tot vier sneetjes in de buikwand (zie figuur 1). Via een snee net onder de navel wordt een kijkbuis (laparoscoop) in de buik gebracht; . via de andere sneetjes gaan instrumenten naar binnen om de baarmoeder van het omliggende weefsel los te maken. Als de baarmoeder helemaal los ligt, verwijdert de gynaecoloog de baarmoeder via de vagina. Soms is de baarmoeder te groot om via de vagina te verwijderen. In dat geval zal de baarmoeder in een speciale zak worden geplaatst en met een speciaal instrument in kleine reepjes via het sneetje in de navel worden verwijderd. Bij deze ingreep kan de baarmoederhals wel of niet worden meegenomen. Dit heeft de arts met u besproken op de polikliniek. Er ontstaat een litteken in de vagina (als de baarmoeder mond wordt verwijderd) en kleine littekens op de buik. Na deze operatie blijft u gemiddeld 1 nacht opgenomen in het ziekenhuis.

Figuur 1. Littekens na een baarmoederverwijdering door middel van een kijkbuisoperatie

4. Verwijdering via de buikwand (abdominale uterusextirpatie)
Als verwijdering via de vagina of per kijkbuis niet mogelijk is, kan de gynaecoloog via de buik opereren. De snede in de buikwand van zo’n 15 centimeter is meestal horizontaal (bikinisnede) of soms verticaal (via de navel naar beneden), zie figuur 2. Bij deze ingreep kan de baarmoederhals wel of niet worden meegenomen. Dit heeft de arts met u besproken op de polikliniek. Na deze operatie blijft u gemiddeld 2 à 3 dagen opgenomen in het ziekenhuis. 

Figuur 2
horizontale lijn, meest gebruikte snede, bikinisnede
verticale lijn, snede bij een grote baarmoeder of bij baarmoederkanker.

Wel of niet verwijderen van de baarmoederhals
Bij een baarmoederverwijdering wordt de baarmoederhals in principe ook altijd verwijderd. Alleen bij een operatie via de buik is het mogelijk de baarmoederhals te laten zitten. Er zijn kleine voor- en nadelen verbonden aan het wel of niet verwijderen van de baarmoederhals.

Voordelen van het verwijderen van de baarmoederhals:

  • Er kan geen baarmoederhalskanker meer ontstaan en u hoeft dus geen uitstrijkjes meer te laten maken.
  • Er kan geen bloedverlies meer optreden

Nadelen van het verwijderen van de baarmoederhals:

  • Er is een zeer kleine kans op beschadiging van de ureter (de urineleider van de nier die naar de blaas loopt, vlak naast de baarmoederhals).
  • Mogelijk nadeel van het laten zitten van de baarmoederhals: er bestaat een kans van ongeveer tien procent dat, op het moment waarop de menstruatie zou plaatsvinden, (licht) bloedverlies blijft optreden, omdat er nog baarmoederslijmvlies in de baarmoederhals is achtergebleven.

Wel of niet verwijderen van de eileiders
Volgens de laatste inzichten is het waarschijnlijk zinvol de eileiders mee te verwijderen bij een baarmoederverwijdering. Er zijn aanwijzingen dat eierstokkanker mogelijk ontstaat in de eileider. Bij de meeste manieren van baarmoederverwijdering is het eenvoudig de eileiders mee te verwijderen. Zonder baarmoeder hebben eileiders geen functie. Na verwijdering van de eileiders ervaart u geen extra postoperatieve klachten.

Wel of niet verwijderen van de eierstokken
Als u nog niet in de overgang bent, is er vrijwel geen reden om met de baarmoeder ook de eierstokken te verwijderen. Het wegnemen van de eierstokken betekent immers dat u direct na de operatie in de overgang komt. Over wat verstandig is na de overgang, verschillen de meningen. De meeste gynaecologen adviseren dan ook de eierstokken te laten zitten, omdat ze nog kleine hoeveelheden hormoon (testosteron) maken, die onder andere bijdragen aan zin hebben in vrijen. Andere gynaecologen stellen voor om de eierstokken te verwijderen om zo de kans op kanker ervan te verminderen. Als eierstokkanker en/of borstkanker meer dan gemiddeld in uw familie voorkomt kan de kans op eierstokkanker groter zijn. Bespreek dit voor de operatie met de gynaecoloog. Een enkele keer komen pas tijdens de operatie afwijkingen aan één of beide eierstokken aan het licht. Bij één afwijkende eierstok neemt de gynaecoloog alleen deze eierstok weg. Bij afwijkingen aan beide eierstokken zal de gynaecoloog zoveel mogelijk van tenminste één eierstok behouden om zo een voortijdige overgang te voorkomen. 

De eierstokken kunnen zowel vaginaal als via de buikwand worden verwijderd, als de baarmoederverwijdering vaginaal zonder kijkoperatie plaatsvindt, is het meestal niet mogelijk om zo ook de eierstokken weg te halen.

De beslissing

Het is belangrijk dat u besluit tot een operatie als u daar zelf aan toe bent. Vaak betekent dit dat uw klachten niet goed op een andere manier te behandelen zijn. Bij een goede reden voor een baarmoederverwijdering ervaren veel vrouwen de operatie als een opluchting en vallen de gevolgen mee.

Bij de beslissing zijn de volgende punten van belang:

  • De ernst van de klachten.
    U moet een afweging maken tussen leren omgaan met de klachten en een baarmoederverwijdering;
  • De kans dat de klachten zullen verminderen of verdwijnen
    Vaak is het duidelijk dat klachten door de operatie zullen verdwijnen, zoals bij hevig bloedverlies. Soms is het effect van de ingreep veel minder zeker, zoals bij buikpijn. Bespreek de kans op het verbeteren van uw klachten met uw huisarts of gynaecoloog.
  • De mogelijkheid om op andere wijze iets aan de klachten te doen.
    Meestal is een operatie niet de enige oplossing. Over het algemeen is het verstandig eerst andere behandelingen te overwegen of te proberen.
  • Denk pas aan een operatie als andere behandelingen niet in aanmerking komen of onvoldoende resultaat hebben.
    Bespreek de mogelijkheden met uw huisarts of gynaecoloog.
  • De kans op complicaties.
    Bij elke ingreep kunnen complicaties ontstaan. Ze komen weinig voor en vallen meestal mee, maar sommigen hebben blijvende gevolgen. Overweeg of uw klachten opwegen tegen dit kleine risico.
  • De emotionele gevolgen.
    Het verwijderen van de baarmoeder is een definitieve ingreep. Ga na wat de baarmoeder voor u betekent (bijvoorbeeld of u nog kinderen wilt krijgen) en of u er echt van overtuigd bent dat het verwijderen van de baarmoeder de enig overgebleven mogelijkheid is.

Neem bij een goedaardige aandoening ruim de tijd om na te denken om tot een beslissing te komen. U kunt er behalve met uw huisarts en gynaecoloog ook met een patiëntenorganisatie over spreken, zoals de Stichting Bekkenbodem4All. Het telefoonnummer vindt u achter in deze folder.

Noteer al uw vragen en onzekerheden en bespreek ze met de gynaecoloog. Neem als het kan, uw partner of iemand anders mee die met u mee kan luisteren en met wie u kunt napraten. Mocht u het gevoel hebben dat uw vragen onvoldoende of onbevredigend beantwoord zijn, neem dan nogmaals contact op met de gynaecoloog. Blijft u twijfelen over de operatie, bespreek dan met uw huisarts of de mening van een andere gynaecoloog (een second opinion) zinvol is. Voor sommige vrouwen is het een geruststellende gedachte dat twee artsen, onafhankelijk van elkaar, een advies geven over hun situatie.

Ga, voordat u besluit tot een operatie, na of de volgende vragen beantwoord zijn:

  • Wat is de reden voor de operatie?
  • Zijn er andere, misschien betere mogelijkheden voor behandeling?
  • Hoe groot is de kans dat de operatie u ook werkelijk van uw klachten afhelpt?
  • Kunt u de voor- en nadelen van de operatie goed overzien en tegen elkaar afwegen?
  • Hoe vindt de operatie plaats: via de vagina of via de buikwand?
  • Worden de eierstokken verwijderd en vindt u dit zelf noodzakelijk?
  • Wordt de baarmoederhals verwijderd en wilt u dat zelf?
  • Vindt u de kans op complicaties aanvaardbaar?
  • Bent u goed op de hoogte van de gevolgen op korte en langere termijn?
  • Heeft u voldoende informatie en tijd gehad om tot een weloverwogen beslissing te komen?

Als u besloten hebt tot een operatie

Heeft u besloten tot een operatie, dan bespreekt de gynaecoloog met u:

  • De manier waarop de operatie wordt uitgevoerd (via de vagina of de buikwand);
  • Bij een operatie via de buikwand: hoe de snede zal lopen (horizontaal of verticaal), of met een kijkbuisoperatie
  • Wat er precies bij de operatie wordt weggehaald (ook de baarmoederhals en/of de eileiders/eierstokken);
  • Wat de mogelijke gevolgen van de operatie zijn;
  • Wie de operatie zal doen;
  • Hoe lang u vermoedelijk in het ziekenhuis verblijft;
  • De soort verdoving: bij een buikoperatie is dit vrijwel altijd narcose, bij een operatie via de vagina is soms ook een ruggenprik mogelijk; de gynaecoloog en/of de anesthesist geeft u hierover meer informatie;

De opname en het verblijf in het ziekenhuis

Op de dag van de operatie zelf gaat u naar het ziekenhuis. Een verpleegkundige ontvangt u op de afdeling. Eventuele vragen kunt u dan nog bespreken.

Over het algemeen mag  u geen make-up op hebben. Sieraden, kunstgebit, lenzen en brillen blijven bij voorkeur op de afdeling.

Nuchter
De dag van de operatie moet u nuchter zijn. Uw eigen medicijnen mag u wel nog innemen met een beetje water. Vlak voor de operatie krijgt u een pijnstiller.

De operatie

In operatiekleding wordt u naar de operatiekamer gereden. Voordat de operatie begint, krijgt u de verdoving, zoals met de anesthesioloog is afgesproken.

De operatie duurt ongeveer een uur. U wordt wakker in een uitslaapkamer. Via een infuus krijgt u vocht toegediend. Soms heeft u een slangetje (katheter) in de blaas. Plassen gaat via deze katheter, die, afhankelijk van de operatietechniek, een paar uur of een nacht blijft zitten. Soms is er een gaastampon in de schede gebracht om bloed op te vangen.

Als u goed wakker bent, gaat u weer terug naar de afdeling. De zorg is in het begin intensief. Bloeddruk, polsslag en wond worden regelmatig gecontroleerd. Tegen de pijn krijgt u medicijnen. U kunt daar ook altijd om vragen.

Na de operatie

De duur van het verblijf in het ziekenhuis hangt af van de wijze waarop de baarmoeder is verwijderd. Indien uw baarmoeder vaginaal of met een kijkoperatie is verwijderd kunt u meestal de dag van de operatie, of na 1 nacht naar huis. Indien uw baarmoeder via de buikwand is verwijderd zal u 2 a 3 nachten in het ziekenhuis moeten blijven. U kunt gerust bewegen, draaien of op uw zij slapen.

Vanaf de eerste dag na de operatie zijn eventuele wondjes reeds voldoende gesloten en mag u in de douche. Buikpijn is de eerste dagen na de operatie heel gewoon, ook als de baarmoeder via de vagina of met een kijkoperatie verwijderd is. Er is immers een verse operatiewond. Langzamerhand wordt de pijn minder.  Als u moet hoesten, niezen of lachen, kunt u de buik het beste met uw handen ondersteunen; dat voorkomt pijn. 

Door de verdoving hebben uw darmen stilgelegen. Na de operatie komen ze langzaam weer op gang.

U mag na de operatie weer starten met eten en drinken, dit op geleide van uw klachten. Winden laten is een positief teken: de darmen gaan weer werken

De kans op complicaties

Een operatie gaat altijd gepaard met bloedverlies. Soms is een bloedtransfusie nodig. Daarnaast kunnen bij elke operatie, hoe klein ook, complicaties of neveneffecten optreden. De meeste operaties verlopen zonder complicaties.

  • Elke narcose of ruggenprik brengt risico’s met zich mee. Als u verder gezond bent, zijn deze risico’s zeer klein;
  • Bij de operatie brengt men bijna altijd een katheter in de blaas. Daardoor kan een blaasontsteking ontstaan. Zo’n ontsteking is lastig en pijnlijk, maar goed te behandelen;
  • Er kan in de buikwand of in de top van de vagina een nabloeding optreden. Meestal verwerkt het lichaam zelf zo’n bloeduitstorting, maar dit vergt een langere periode van herstel.
    Bij een ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig; nogal eens is hiervoor een snede in de buik noodzakelijk;
  • Bij het opereren zelf kan een complicatie optreden, zoals beschadiging van de urinewegen of darmen. Zo’n complicatie is goed te behandelen, maar het vraagt extra zorg en het herstel duurt vaak langer;
  • Bij iedere operatie is er een klein risico op het ontstaan van een infectie of trombose;
  • Bij een operatie via de buikwand kan het litteken lang gevoelig blijven;
  • Een litteken in de buikwand kan intrekken, zodat de buikwand ernaast of erboven gaat ‘overhangen’;
  • Bij elke operatie in de buikholte kunnen verklevingen ontstaan. Anders dan men meestal denkt, veroorzaken verklevingen maar zelden klachten;
  • Sommige vrouwen hebben na de operatie last van duizeligheid, slapeloosheid, moeheid, concentratiestoornissen, buik- en/of rugpijn. Deze klachten zijn niet ernstig, maar kunnen wel vervelend zijn. Als het verloop van het herstel na de operatie anders is of langer duurt dan verwacht, is het verstandig dit met uw huisarts of gynaecoloog te bespreken.

Op korte termijn

Afscheiding
Meestal heeft u gedurende enkele dagen tot maximaal een paar weken wat bloederige vaginale afscheiding. Hierover hoeft u zich niet ongerust te maken, tenzij u daarbij pijn, koorts of ruim helderrood bloedverlies krijgt.

Nabloeding
Na een baarmoederverwijdering kan in de top van de vagina een nabloeding ontstaan. Meestal lost het lichaam dit zelf op, maar het betekent wel dat uw herstel wat langer zal duren. Soms is het verstandig het gevormde stolsel te verwijderen; dit gebeurt dan meestal vaginaal.

Problemen bij het plassen
Na een baarmoederverwijdering kunnen soms plas-problemen ontstaan, zoals moeite hebben met het ophouden van urine. Dit komt doordat de blaas tijdens de operatie wordt losgemaakt van de baarmoeder. Deze plasklachten gaan bijna altijd vanzelf over.

Moeheid
U kunt sneller moe zijn en minder aankunnen dan u dacht. Het beste kunt u toegeven aan de moeheid en extra rust nemen.

Op lange termijn

Geen menstruatie meer
Als de baarmoeder verwijderd is krijgt u geen bloedverlies meer en kunt u niet zwanger meer worden. Alleen als de baarmoederhals aanwezig blijft, kunt u elke maand nog een heel klein beetje bloed verliezen.

(On)gevoeligheid van het litteken
Bij een bikinisnede kan de huid rond het litteken gedurende langere tijd ongevoelig of juist overgevoelig zijn omdat de huidzenuwen zijn doorgesneden. Dit verdwijnt meestal in de loop van de tijd.

Overgangsklachten
Als u vóór de baarmoederverwijdering niet in de overgang was, kunt u na de operatie eventueel overgangsklachten zoals opvliegers krijgen. Dit komt doordat de bloedvoorziening naar de eierstokken als gevolg van de operatie is veranderd. Er bestaat een kans dat deze klachten na verloop van tijd weer verdwijnen.

Veranderde seksuele beleving
Bij sommige vrouwen verandert de seksuele beleving. Veel vrouwen ervaren positieve effecten, zoals minder pijn bij het vrijen. Soms zijn er veranderingen in negatieve zin, zoals minder zin hebben in vrijen, verminderde gevoeligheid van (de omgeving van) de vagina, en/of veranderingen in het orgasme (klaarkomen). Sommige vrouwen missen het samentrekken van de baarmoeder bij het klaarkomen, maar gaandeweg wennen ze daaraan. Vrouwen die voorheen al problemen hadden met vrijen, kunnen er na de operatie nog meer moeite mee hebben, maar voor de meeste vrouwen betekent de baar-moederverwijdering een verbetering, zeker als ze voorheen frequent bloedverlies hadden.

Emotionele aspecten
Sommige vrouwen voelen zich na een baarmoeder-verwijdering ‘minder vrouw’, omdat ze geen kinderen meer kunnen krijgen en niet meer menstrueren. Het is belangrijk voor u zelf om deze gevoelens serieus te nemen. Een baar-moederverwijdering kan een rouwproces met zich meebrengen. Traumatische ervaringen zoals incest of mishandeling of ongewenste kinderloosheid kunnen weer in de herinnering komen. Speelt iets dergelijks bij u, bespreek dit dan al vóór de operatie met uw huisarts of gynaecoloog.

Leefregels

Buikpijn
U kunt direct na de ingreep wat last hebben van buikkrampen. Bij de laparoscopische geassisteerde ingreep kunt u last hebben van pijn tussen de schouderbladen. Dit gaat vanzelf over en komt door het gas waarmee uw buik is gevuld tijdens de operatie. Hiervoor mag u 3 x per dag 2 tabletten paracetamol innemen. Bij buikpijn die langer dan twee dagen aanhoudt en/of heviger wordt, moet u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie.

Conditie
Het kan zijn dat u zich sneller moe voelt en dat u minder aan kan dan verwacht. U kunt het beste toegeven aan de moeheid en extra rust nemen.

Tillen
Gedurende 3-4 weken niet zwaar tillen. Dus niet sjouwen met boodschappentassen, wasmanden of vuilniszakken. Lichte werkzaamheden kunt u geleidelijk aan weer doen.

Sporten
Gedurende 3-4 weken niet.

Hechtingen
De hechtingen van de laparoscopie zijn oplosbaar. Wanneer u er last van heeft, kunt u ze na 1 week bij huisarts laten verwijderen. Hechtpleisters op de wond kunt u er na 5 dagen zelf afhalen.

Baden/douchen
Douchen mag elke dag. Tot aan de controleafspraak op de polikliniek mag u niet in bad.

Fietsen
Gedurende 3-4 weken niet.

Autorijden
Indien u zich goed voelt, mag u autorijden. Wij adviseren u om dit bij uw autoverzekering te checken. Sommige verzekeraars hanteren na een operatie een termijn van 6 weken waarin u niet mag autorijden.

Afscheiding
U kunt nog wat bloed of bruine afscheiding verliezen. Bloedverlies zal maximaal 2 weken duren. De bruine afscheiding kan nog tot maximaal 6 weken duren. Is dit toch meer? Dan moet u contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie. Gebruik tijdens deze periode geen tampons.

Geslachtsgemeenschap
3-4 weken onthouding.

Koorts
In geval van koorts van meer dan 38 graden langer dan 24 uur moet u contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie.

Advies
Zijn er problemen of vertrouwt u iets niet? Op werkdagen kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie. Bij spoed ’s avonds en/of in het weekeind neemt u contact op met de Spoedeisende Hulp. De telefoonnummers vindt u aan het eind van deze folder onder het kopje ‘Contactgegevens’.

Wanneer bellen?

  • Bij aanhoudende buikpijn;
  • Bij aanhoudend en toenemend bloedverlies;
  • Bij plotseling optredende koorts boven de 38,5º C.

Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij bieden tal van opleidingsmogelijkheden voor artsen, verpleegkundigen en paramedische beroepen en werken daarin nauw samen met opleidingscentra en –ziekenhuizen in de regio. Dit kan betekenen dat uw behandeling, onderzoek of operatie (mede) uitgevoerd wordt door een zorgverlener in opleiding. Denk hierbij aan een arts in opleiding tot specialist, een co-assistent of een verpleegkundige in opleiding. Veiligheid is het allerbelangrijkste, daarom staat de zorgverlener in opleiding altijd onder supervisie van een gekwalificeerde zorgverlener. Indien u niet wenst geholpen te worden door een zorgverlener in opleiding, kunt u dit aangeven bij uw behandelend arts.

Veelgestelde vragen

Moet u na de operatie nog uitstrijkjes laten maken?

Als de baarmoederhals verwijderd is, hoeft u geen uitstrijkjes meer te laten maken, tenzij uw gynaecoloog u dat adviseert omdat er (in het verleden) afwijkende cellen in de baarmoederhals zijn gevonden. Als de baarmoederhals is blijven zitten, is het verstandig een uitstrijkje te laten maken als u (eenmaal per vijf jaar) een oproep krijgt voor het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.

Waar blijven de eicellen?

Net als voor de operatie komen de eicellen na de eisprong in de buikholte terecht, waar ze vanzelf oplossen.

Waar blijft het zaad?

Het zaad komt via de schede weer naar buiten, net als voor de operatie.

Wordt de vagina minder diep?

De vagina houdt dezelfde lengte als voor de operatie.

Hoe zit de vagina nu vast na de operatie?

De vagina hangt niet los na de operatie. De zijkanten zitten vast aan de bekkenwand. Bovendien maakt de gynaecoloog ter versteviging ophangbanden van de baarmoeder aan de top van de schede vast.

Kan de wond openspringen als ik te snel weer veel ga doen?

De gynaecoloog sluit de wond met stevige hechtingen die in zo’n zes weken oplossen. Tegen die tijd zijn de weefsels weer volledig vastgegroeid. Door onverwachte bewegingen of door veel inspanning kan de wond niet ineens openbarsten. Wel kan door een vroegtijdige grote belasting een littekenbreuk ontstaan. Dit komt maar zeer zelden voor.

Wat gebeurt er met de lege ruimte in mijn buik?

Darmen vullen de ruimte die ontstaat door het verwijderen van de baarmoeder, direct op. U loopt dus niet met een ‘gat in uw buik’.

Wanneer neemt u contact op?

Zijn er problemen of vertrouwt u iets niet? Op werkdagen kunt u tussen 08.30 en 16.30 uur contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie. Bij spoed ’s avonds en/of in het weekeind neemt u contact op met de Spoedeisende Hulp of de verpleegafdeling.

  • Bij aanhoudende of toenemende buikpijn;
  • Bij aanhoudend en toenemend bloedverlies;
  • Bij plotseling optredende koorts boven de 38,5ºC.

Adressen

Wilt u meer lezen over dit onderwerp? Op de volgende websites vindt u veel informatie.

Contactgegevens

Polikliniek Gynaecologie
040 – 239 93 00

Verpleegafdeling Chirurgische oncologie
040 – 239 75 00

Verpleegafdeling Chirurgie
040 – 239 75 50

Spoedeisende Hulp (SEH)
040 – 239 96 00

Routenummer(s) en overige informatie over de polikliniek Gynacologie vindt u op www.catharinaziekenhuis.nl/gynaecologie

Een deel van de tekst in deze folder is (na toestemming) overgenomen van de NVOG-website. De inhoud is aangepast aan de situatie zoals deze zich voordoet in het Catharina Ziekenhuis.


© 2024 Catharina Ziekenhuis
Alle rechten voorbehouden