Ablatie

Met behulp van een ablatie kunnen we hartritmestoornissen behandelen. Een hartritmestoornis kan ernstige gevolgen hebben. U kunt bijvoorbeeld last hebben van lichamelijke klachten als vermoeidheid, kortademigheid, onrustig slapen en opgezette benen. Als medicijnen bij u niet helpen, kunnen onze hartspecialisten met een ablatie de hartritmestoornissen verminderen.

Elektrische prikkels zorgen er voor dat uw hart blijft werken, maar soms kunnen deze elektrische prikkels uw hartritme ook verstoren, bijvoorbeeld bij boezemflutter. Met een ablatie kunnen we er voor zorgen dat de plaatsen waar deze prikkels ontstaan, worden uitgeschakeld. Dat doet de specialist door deze plaatsen het weefsel te beschadigen. De littekens die daardoor ontstaan, blokkeren de elektrische prikkels. Een ablatie kan onder andere worden uitgevoerd als een minimaal invasieve ingreep via de lies.

De operatie

Bij een ablatie gebruikt de arts net als bij een hartkatheterisatie een speciaal katheter om beschadigingen in het hartweefsel aan te brengen. Dit is een dun slangetje met daarin een draad. Het uiteinde van de draad wordt verhit of gekoeld. De arts schuift de katheter vervolgens door de bloedvaten naar het hart en maakt littekens door het hartweefsel te beschadigen. Deze littekens zorgen er voor dat elektrische prikkels die het hartritme verstoren, worden geblokkeerd.

Meer gedetailleerde informatie vindt u in onze folders over Ablatie

 

Een ablatie kan onder andere worden uitgevoerd als een minimaal invasieve ingreep via de lies. Met minimale impact bereiken we zo maximaal resultaat bij mensen die last hebben van hartritmestoornissen.

Cardioloog prof. dr. Cardioloog prof. dr. Lukas Dekker over ablatie

Resultaat

Patiënten met hartritmestoornissen zoals boezemfibrilleren of boezemflutter, zijn meestal snel moe, voelen zich onprettig en angstig, zijn misselijk, transpireren veel of hebben pijn op de borst. Na een operatie is de kans groot (70 procent) dat een patiënt zijn of haar ‘oude leven’ zonder hartritmestoornissen weer kan oppakken. Bij een eventuele tweede operatie is het slagingspercentage 95 procent.

Veel gestelde vragen

  • Elke operatie kent enige risico’s. De cardiothoracaal chirurg weegt de risico’s van een operatie zorgvuldig af. Hij bespreekt met u de mogelijke risico’s. Is opereren niet verantwoord, dan stellen we de operatie uit of we zoeken naar een andere behandeling. Tegelijkertijd zal de specialist beoordelen hoe urgent uw situatie is. Dat bepaalt of u met (enige) spoed geopereerd wordt of dat u op een wachtlijst komt.

  • Komt u bij de cardioloog, dan bespreekt deze specialist met u wat voor u de beste behandeling is. Stelt de cardioloog een hartoperatie voor, dan wordt de behandeling voortgezet door de cardiothoracaal chirurg. Deze bespreekt samen met u welke operatie het beste resultaat oplevert. Na de opname neemt de cardioloog de behandeling weer over.

© 2023 Catharina Ziekenhuis - Alle rechten voorbehouden