| AAA (Aneurysma Aorta Abdominalis) |
Een verwijding van de grote buikslagader. Kan gevaarlijk zijn als het scheurt. |
Meer info |
| ACS (Acuut Coronair Syndroom) |
Ernstige hartproblemen door slechte bloedtoevoer naar het hart. Synoniem: Hartaanval. |
Meer info |
| AF (Atrial Fibrilleren) |
Onregelmatige hartslag vanuit de boezem. Synoniem: Boezemfibrilleren. |
Meer info |
| Alvleesklier / Pancreas |
Klier in de buik die insuline en spijsverteringssappen maakt. |
Meer info |
| Anamnese |
Het vragen van een arts of verpleegkundige naar je klachten en gezondheidsgeschiedenis. |
|
| Anatomie |
De bouw en structuur van het lichaam en de organen. |
|
| Anesthesie |
Het verdoven of in slaap brengen van een patiënt voor een operatie. |
|
| Anesthesist |
Dokter die de patiënt verdovingen geeft en de vitale functies controleert tijdens een operatie. |
Meer info |
| Apotheek |
Afdeling waar medicijnen worden klaargezet voor patiënten. |
Meer info |
| Auscultatie |
Luisteren naar geluiden van het hart, de longen of darmen met een stethoscoop. |
|
| Bacterie |
Heel klein organisme; sommige zijn goed, andere kunnen ziek maken. |
|
| Benigne |
Goedaardig; bijvoorbeeld een tumor die niet uitzaait. |
|
| Biopsie |
Afname van een klein stukje weefsel om te onderzoeken. |
|
| Bloeddruk |
De druk van het bloed tegen de wanden van de bloedvaten. |
Meer info |
| Bloedgroep / Rhesus (Anti-D) |
Classificatie van bloed, belangrijk bij transfusies of zwangerschap. |
|
| Bloedsuiker |
Hoeveel suiker er in het bloed zit; belangrijk voor energie en gezondheid. |
|
| Box |
Korte naam voor patiëntenkamer of afdeling voor observatie. |
|
| Boezemfibrilleren |
Synoniem van AF (Atrial Fibrilleren) → zie AF voor uitleg. |
|
| Bronchitis |
Ontsteking van de luchtwegen waardoor hoesten en benauwdheid ontstaan. |
|
| Buikholte / Abdomen |
Ruimte in het lichaam waarin de maag, darmen en andere organen zitten. |
|
| Calor |
Warmte; bijvoorbeeld bij ontsteking kan een plek warm aanvoelen. |
|
| Cardiologie |
Afdeling van het ziekenhuis die zich bezighoudt met het hart en de bloedvaten. |
|
| Chirurg |
Dokter die operaties uitvoert en patiënten na de operatie controleert. |
Meer info |
| Chronisch |
Langdurig of blijvend; bijvoorbeeld een ziekte die niet overgaat. |
|
| Complicatie |
Onverwacht probleem dat kan optreden bij ziekte of behandeling. |
|
| Congenitaal |
Aangeboren; iets wat iemand vanaf de geboorte heeft. |
|
| Conservatieve therapie |
Behandeling zonder operatie, zoals medicijnen of fysiotherapie. |
|
| Constitutie |
Fysieke gesteldheid of bouw van een persoon. |
|
| Controle |
Terugkomen bij de arts voor een check van gezondheid of behandeling. |
|
| Couveuse |
Speciale wieg met warmte en zuurstof voor te vroeg geboren of zieke baby’s. |
Meer info |
| CT / CT-scan |
Onderzoek waarbij een computer röntgenfoto’s maakt voor gedetailleerde beelden van het lichaam. |
|
| CVA |
Hersenbeschadiging door een bloedprop of bloeding. Synoniem: Herseninfarct, Hersenbloeding. |
|
| Def. |
Afkorting voor definitie of tekort. |
|
| Deficiëntie |
Tekort aan iets, zoals vitamines of mineralen. |
|
| Dermoïd |
Goedaardige cyste of tumor die uit verschillende weefsels bestaat. |
|
| Diabetes |
Suikerziekte; te veel suiker in het bloed door onvoldoende insuline. |
|
| Dieet |
Voeding aangepast aan ziekte of gezondheid. |
|
| Differentiaal diagnose |
Lijst van mogelijke oorzaken voor een klacht of ziekte. |
|
| Dolor |
Pijn; wordt vaak gebruikt in medische verslagen. |
|
| Dossier |
Verzameling van medische gegevens van een patiënt. |
|
| Drainage |
Afvoeren van vocht of pus uit een wond of lichaamsholte. |
|
| Donor |
Iemand die organen, weefsel of bloed geeft aan iemand anders. |
|
| Dialyse |
Behandeling waarbij afvalstoffen uit het bloed worden gehaald als de nieren dat niet goed doen. |
Meer info |
| ECG / E.C.G. (Elektrocardiogram) |
Onderzoek dat laat zien hoe het hart klopt en of er problemen zijn. |
Meer info |
| EEG / E.E.G. |
Onderzoek van de hersenactiviteit met elektroden op het hoofd. |
|
| Ectomie / Resectie |
Operatieve verwijdering van een orgaan of deel van weefsel. |
|
| Emla-pleister |
Verdovende pleister op de huid om prikken of kleine ingrepen minder pijnlijk te maken. |
|
| Enteraal |
Voeding via het maag-darmkanaal, bijvoorbeeld sondevoeding. |
|
| EUG (Extra-Uteriene Graviditeit) |
Zwangerschap buiten de baarmoeder, bijvoorbeeld in de eileider. Kan gevaarlijk zijn. |
|
| Exacerbatie |
Plotselinge verergering van klachten of ziekte. |
|
| Excisie |
Operatieve verwijdering van een klein stukje weefsel of tumor. |
|
| Extirpatie |
Volledige chirurgische verwijdering van een orgaan of weefsel. |
|
| Endoscopie |
Een endoscopie is een onderzoek waarbij de dokter met een dunne buigzame slang met camera in je lichaam kijkt om te zien of alles gezond is. Zo kan de dokter problemen ontdekken of kleine behandelingen doen zonder operatie. |
|
| Epilepsie |
Aandoening waarbij iemand herhaalde aanvallen of stuipen kan krijgen door tijdelijke verstoring van de hersenactiviteit. |
|
| Follikel |
Klein blaasje in de eierstok waar een eitje in rijpt. |
|
| Fysiotherapie |
Behandeling van het lichaam met oefeningen, massage of apparaten om beweging en kracht te verbeteren. |
Meer info |
| Fractuur |
Botbreuk; een bot dat gebroken of gescheurd is. |
|
| Botbreuk |
Synoniem van Fractuur → zie Fractuur voor uitleg. |
|
| Faryngitis |
Keelontsteking; vaak pijnlijk en kan gepaard gaan met koorts. |
|
| Gastro-enteritis |
Maag-darmontsteking veroorzaakt door een virus of bacterie, met misselijkheid, diarree of braken. |
|
| Gleason-score |
Schaal om de agressiviteit van prostaatkanker aan te geven. |
|
| Grafie |
Afkorting die gebruikt wordt voor het maken van een afbeelding of foto, bijvoorbeeld röntgenfoto. |
|
| HIPEC |
Behandeling waarbij verwarmde chemotherapie direct in de buikholte wordt toegediend na operatie van kanker. |
|
| Hematogeen |
Via het bloed; bijvoorbeeld een ziekte of kanker die zich via het bloed verspreidt. |
|
| Hersenbloeding |
Synoniem van CVA → zie CVA voor uitleg. |
|
| Herseninfarct |
Synoniem van CVA → zie CVA voor uitleg. |
|
| Iatr [iater] |
Arts of specialist; vaak gebruikt als onderdeel van medische termen. |
|
| ICU (Intensive Care Unit) |
Afdeling voor ernstig zieke patiënten die continue zorg nodig hebben. |
Meer info |
| Implantaat |
Medisch hulpmiddel dat in het lichaam wordt geplaatst, bijvoorbeeld een heupprothese of pacemaker. |
|
| Incisie |
Snede in de huid of weefsel tijdens een operatie. |
|
| Incubatietijd |
Tijd tussen het oplopen van een infectie en het verschijnen van de eerste klachten. |
|
| Indicatie |
Reden of aanleiding voor een behandeling of onderzoek. |
|
| Infaust |
Slechte vooruitzichten; ziekte of toestand met weinig kans op herstel. |
|
| Infectie |
Besmetting door bacteriën, virussen of andere ziekteverwekkers. |
|
| Infuus |
Slangetje in een bloedvat om vocht, medicijnen of voeding toe te dienen. |
|
| Inspectie |
Kijken naar een lichaamsdeel of wond om te beoordelen hoe het erbij staat. |
|
| Insuline |
Hormoon dat helpt de bloedsuiker te verlagen. |
|
| Intoxicatie |
Vergiftiging door bijvoorbeeld medicijnen, alcohol of toxines. |
|
| Intracutaan |
In de huid ingebracht, bijvoorbeeld een injectie vlak onder de huid. |
|
| Intramusculair |
In de spier ingebracht, bijvoorbeeld een spierinjectie. |
|
| Intraveneus |
In een bloedvat ingebracht, bijvoorbeeld medicatie via een infuus. |
|
| IORT (Intra Operatieve Radiotherapie) |
Radiotherapie direct tijdens een operatie toegediend op een tumorgebied. |
|
| Itis |
Wordt toegevoegd aan een orgaan om ontsteking aan te duiden, bijvoorbeeld appendicitis (ontsteking blindedarm). |
|
| IVF (In Vitro Fertilisatie) |
Bevruchting van een eicel buiten het lichaam, waarna het embryo in de baarmoeder wordt geplaatst. |
|
| Jaarcontrole |
Controleafspraak die eenmaal per jaar plaatsvindt om de gezondheid te checken. |
|
| Jicht |
Ontsteking van het gewricht door ophoping van urinezuurkristallen, vaak pijnlijk. |
|
| Jodiumallergie |
Allergische reactie op jodiumhoudende contrastmiddelen bij onderzoeken. |
|
| Jodiumcontrast |
Vloeistof met jodium die gebruikt wordt bij scans om bloedvaten of organen beter zichtbaar te maken. |
|
| Katheter / Blaaskatheter |
Slangetje in de blaas om urine af te voeren. |
|
| Keizersnede (Sectio) |
Operatie waarbij een baby via een snee in de buik en baarmoeder wordt gehaald. |
|
| KNO |
Keel-, neus- en oorarts of de afdeling waar deze artsen werken. |
|
| KNO-arts |
Arts gespecialiseerd in keel, neus en oor. |
|
| Kolven |
Kolven betekent dat je moedermelk uit je borst laat halen, met een kolfapparaat of met de hand, zodat je de melk kunt bewaren of geven als je baby niet aan de borst kan drinken. |
|
| Kraamzorg |
Verzorging en begeleiding van moeder en baby rondom de bevalling thuis of in het ziekenhuis. |
|
| Laesie |
Beschadiging of afwijking van een weefsel of orgaan, bijvoorbeeld een wond of tumor. |
|
| Laparoscopie |
Operatie via kleine sneetjes met behulp van een camera en instrumenten. |
|
| Laparotomie |
Open buikoperatie via een grote snee in de buikwand. |
|
| Lockje |
Speciaal infuus of katheter met een afsluitmechanisme om infecties te voorkomen. |
|
| Lymfeklier / Lymfeklierkanker |
Lymfeklier: onderdeel van het afweersysteem. Lymfeklierkanker: kwaadaardige tumor in de lymfeklieren. |
|
| Lymfeklierscintigrafie |
Onderzoek van de lymfeklieren met radioactieve stof om de werking of kanker te beoordelen. |
|
| Lymfogeen |
Via de lymfevaten; bijvoorbeeld een tumor die zich via de lymfe verspreidt. |
|
| Lysis |
Opheffen of oplossen van bijvoorbeeld een stolsel of verkleving. |
|
| Malacie |
Zachtheid of zwakte van weefsel, vaak abnormaal. |
|
| Malaise |
Algemeen gevoel van ongemak of ziek zijn. |
|
| Maligne |
Kwaadaardig; bijvoorbeeld een tumor die kan uitzaaien. |
|
| Medicatie |
Geneesmiddelen die een ziekte behandelen of klachten verlichten. |
|
| Megalie |
Vergroting van een orgaan, bijvoorbeeld lever (hepatomegalie). |
|
| Metastase |
Uitzaaiing van kanker naar andere plekken in het lichaam. |
|
| Mictie |
Plassen of urinelozing. |
|
| Monitor |
Apparaat dat bijvoorbeeld hartslag, bloeddruk of zuurstof in het bloed meet. |
|
| Morbus |
Latijnse term voor ziekte; vaak gebruikt in medische terminologie. |
|
| Narcose |
Toestand van verdoving of slaap tijdens een operatie. |
|
| Nuchter |
Zonder eten of drinken voorafgaand aan een onderzoek of operatie. |
|
| OAT (Oligo-Astheno-Teratozoöspermie) |
Verminderde hoeveelheid, slechte beweeglijkheid of afwijkende vorm van sperma, oorzaak van verminderde vruchtbaarheid. |
|
| Observatie |
Het nauwkeurig volgen van een patiënt om de gezondheid te beoordelen. |
|
| Obstipatie |
Verstopping van de darmen waardoor het moeilijk is om ontlasting te hebben. |
|
| Obstructie |
Afsluiting of blokkade van een orgaan of bloedvat, waardoor het functioneren belemmerd wordt. |
|
| Oraal |
Via de mond, bijvoorbeeld medicatie die je moet innemen. |
|
| Orthopeed |
Dokter die gespecialiseerd is in botten, gewrichten en spieren. |
|
| Ose, Pathie |
Suffixen die ziekte of aandoening aanduiden, bijvoorbeeld osteoporose (botziekte), neuropathie (zenuwziekte). |
|
| Ovarium |
Eierstok; orgaan waarin eicellen rijpen. |
|
| Palpatie |
Voelen of aanraken van een lichaamsdeel om afwijkingen te onderzoeken. |
|
| Papillon-behandeling |
Behandeling voor bepaalde huidaandoeningen, bijvoorbeeld eczeem of psoriasis, met UV-licht en medicatie. |
|
| Parenteraal |
Voeding of medicatie die buiten het maag-darmkanaal wordt toegediend, bijvoorbeeld via een infuus. |
|
| Penie |
Suffix dat duidt op een tekort, bijvoorbeeld leukopenie (tekort aan witte bloedcellen). |
|
| Plegie / Paralyse |
Verlamming van een spier of lichaamsdeel. |
|
| Profylaxe |
Preventieve maatregel om ziekte of complicatie te voorkomen, zoals vaccinatie. |
|
| Prognose |
Vooruitzicht of verwachting van herstel bij een ziekte. |
|
| Progressief |
Geleidelijk erger wordend, bijvoorbeeld een ziekte die langzaam verergert. |
|
| Prothese |
Medisch hulpmiddel dat een ontbrekend lichaamsdeel vervangt, bijvoorbeeld een kunstheup of kunstarm. |
|
| Psychisch |
Alles wat te maken heeft met de geest, gevoelens of gedrag. |
|
| Psychosomatose |
Klachten in het lichaam die veroorzaakt of versterkt worden door psychische factoren. |
|
| Punctie |
Doorprikken van een orgaan of holte om vocht of weefsel af te nemen voor onderzoek. |
|
| Radiotherapie |
Behandeling van kanker met röntgenstraling om kankercellen te vernietigen. |
|
| Recidief |
Het terugkomen van een ziekte of klacht na eerdere genezing. |
|
| Rectaal |
Via de endeldarm, bijvoorbeeld een medicijn of onderzoek. |
|
| Remissie |
Periode waarin een ziekte tijdelijk minder actief of verdwenen is. |
|
| Röntgenfoto |
Foto van het lichaam met röntgenstraling om botten en organen te bekijken. |
|
| Rubor |
Roodheid van de huid, bijvoorbeeld bij ontsteking. |
|
| Saturatie |
Hoeveelheid zuurstof in het bloed. |
|
| Sclerose / Fibrose |
Verharding of littekenvorming van weefsel of organen. |
|
| Scoop |
Onderzoek met een instrument om organen of lichaamsdelen te bekijken. |
|
| Scopie |
Onderzoek van een orgaan of holte met een camera of endoscoop. |
|
| Somatisch |
Alles wat te maken heeft met het lichaam, niet met de geest. |
|
| Sonde |
Slangetje om voeding, medicijnen of vocht in of uit het lichaam te brengen. |
|
| Stenose |
Vernauwing van een bloedvat of orgaan. |
|
| Steriel |
Volledig schoon, zonder bacteriën of andere ziekteverwekkers. |
|
| Stethoscoop |
Instrument om te luisteren naar het hart, de longen of darmen. |
|
| Stomie |
Chirurgisch gemaakte uitgang van een orgaan naar de huid, bijvoorbeeld een stoma van de darm of blaas. |
|
| Subcutaan |
Onder de huid, bijvoorbeeld een injectie of implantaat. |
|
| Symptoom |
Klacht of verschijnsel dat op een ziekte wijst. |
|
| Syndroom |
Verzameling van symptomen die samen een ziekte of aandoening vormen. |
|
| Terminale patiënt |
Patiënt met een ziekte die niet meer te genezen is en waarbij het levenseinde nabij is. |
|
| Tomie |
Suffix dat verwijst naar het doorsnijden of openen van een orgaan, bijvoorbeeld appendectomie (verwijdering blindedarm). |
|
| Toxines |
Giftige stoffen die door bacteriën, planten of dieren geproduceerd kunnen worden. |
|
| Trauma |
Lichamelijk of geestelijk letsel door een ongeluk, val of ingrijpende gebeurtenis. |
|
| Tumor |
Zwelling of gezwel, kan goedaardig of kwaadaardig zijn. |
|
| Urineonderzoek |
Onderzoek van urine om ziektes of afwijkingen te ontdekken, bijvoorbeeld suiker of bacteriën. |
|
| Urologie |
Medisch specialisme dat zich bezighoudt met de urinewegen en mannelijke geslachtsorganen. |
|
| Visite |
Ronde van artsen en verpleegkundigen bij de patiënt om de gezondheid te bespreken en afspraken te maken. |
|
| Vaccinatie |
Inenting die het lichaam beschermt tegen een infectieziekte. |
|
| Veneus |
Wat betreft de aders of het bloed dat terug naar het hart stroomt. |
|
| Ventrikel |
Kamer van het hart of hersenen, afhankelijk van de context. |
|
| Vermoeidheid |
Gevoel van moe zijn, weinig energie hebben, vaak bij ziekte of herstel. |
|
| Wond |
Beschadiging van de huid of onderliggende weefsels door snijden, branden of val. |
|
| Wondinfectie |
Infectie van een wond, vaak met roodheid, pus en pijn. |
|
| Zusterpost |
Verpleegkundige afdeling of post waar patiënten worden gecontroleerd en verzorgd. |
|
| Zuurstof |
Gas dat nodig is om te ademen; soms extra toegediend aan patiënten via zuurstofmasker of neusbril. |
|